31. Circus Komt een man een cafe binnen. Hij maakt een salto voorwaarts, een salto achterwaarts, een flikflak, gaat op de barkruk zitten en bestelt een pilsje. "Da's knap wat u daar deed," zegt de barman, "hoe kan u dat zo goed?" "Het circus is in de stad, en daar werk ik bij", zegt de man, "ik ben acrobaat." Een kwartier later komt er weer een man het cafe binnen. Hij maakt een driedubbele salto en een dubbele flikflak, gaat op de barkruk zitten en bestelt een pilsje. "Ik geloof mijn ogen niet", zegt de barman. De eerste man zegt: "Het is gewoon een collega van me: we hebben samen een acrobatennummer." Nog een kwartier later komt er weer een man het cafe binnen. Hij maakt een salto, een flikflak, voorwaarts, achterwaarts en belandt met een boog op de barkruk. Zegt de barman: "Ja, ik snap het al: u komt ook uit het circus." "Nee," zegt de man, "je mag wel eens een ander deurmatje kopen." 32. De bril Een man komt in een bar. Na een paar pilsjes gedronken te hebben, gaat hij naar het toilet. Als hij terugkomt, heeft hij een grote natte plek in zijn broek. "Leuk is dat, gezellig," merkt de barkeeper droogjes op. "Ja sorry," zegt de man, "ik ben mijn bril vergeten. En ik hem zo'n klein piemeltje: ik kon hem zo gauw niet vinden." "Neem de volgende keer mijn bril dan mee," zegt de barkeeper. Na een uurtje moet de man weer naar het toilet en hij vraagt de bril van de barkeeper. Even later komt hij terug: nu is de man nat tot onder zijn oksels. "Wat gaan we nou krijgen?" zegt de barkeeper: "Je had mijn bril toch mee?" "Ja," zegt de man, "en ik haal een enorme piemel uit mijn broek. Ik dacht: die kan nooit van mij wezen, dus ik heb hem weer teruggestopt." 33. Hoge stem Er komt een mannetje een cafe binnen. Met een heel hoog stemmetje bestelt hij: "Mag ik een glaasje melk van u?" Met zo'n zelfde hoog stemmetje zegt de barkeeper: "Natuurlijk mag u een glaasje melk van me." "Dat vind ik niet leuk," zegt het mannetje, "u doet mij na." "Nee hoor," zegt de barkeeper, "ik doe u niet na. Zo praat ik nu eenmaal." Even later komt er een andere man het cafe binnen. Met een normale stem bestelt hij: "Mag ik ''n pils van u?" Met een normale stem zegt de barkeeper nu: "U wilt een pils. Natuurlijk, meneer, alstublieft." "Zie je nou wel," roept het mannetje met de hoge stem: "U deed mij wel na." "Nee hoor," zegt de barkeeper met een hoge stem: "Ik deed ú niet na, ik deed hem na." 34. De kat Een man komt stomdronken thuis. Hij is te bezopen om zijn bed te vinden en valt met zijn kleren aan op de bank in slaap. Als hij de volgende ochtend wakker wordt, heeft hij een enorme spijker in zijn kop. Dan komt de kat binnenlopen. Roept de man naar die kat: "Jezus beest, stamp niet zo!" 35. Doofstomme vrijgezellenclub Elke vrijdagavond ontvangt een cafe-eigenaar het doofstomme vrijgezellenclubje. Als hij op vrijdagochtend ziek blijkt te zijn, belt hij zijn broer op: "Zeg Jan, ik ben ziek. Maar vanavond komt dat doofstomme vrijgezellenclubje, en dat zijn goeie vaste klanten. Dus ik kan het niet maken om het cafe gesloten te houden. Zou jij vanavond voor mij willen invallen?" Zijn broer vindt het niet erg om in te vallen. Hij gaat van tevoren nog even langs bij Kees om instructies te krijgen. "Het is helemaal niet moeilijk," zegt Kees, "die jongens drinken de hele avond alleen maar bier en borrels. Als ze een vinger opsteken, dan willen ze bier, en als ze twee vingers opsteken dan willen ze een borrel. Dat is alles." Die avond gooit Jan het cafe open, en daar komt de doofstomme club. Jan neemt de bestellingen op: bier, borrel, bier, bier, borrel... Alles gaat goed. Maar plotseling beginnen de doofstommen allemaal met hun hoofden te draaien en hun monden te happen. Jan weet niet goed wat hij moet doen. Hij gooit 50 frikadellen in de frituur, en serveert daarna broodjes frikadel uit. De doofstommen beginnen te eten, drinken nog wat, en even later beginnen ze weer met hun hoofden te draaien en hun monden te happen. Ten einde raad belt Jan zijn broer op: "Zeg Kees, in het begin ging het goed, maar nou beginnen ze steeds met hun hoofden te draaien en hun monden te happen. Ik snap echt niet wat ze willen." "O sorry," zegt Kees, "dat ben ik vergeten te zeggen: dan zitten ze het clublied te zingen." 36. Het nachtkastje Een man pikt in een cafe een leuke vrouw op. Hij gaat met haar mee naar huis en ze besluiten met elkaar naar bed te gaan. De vrouw kleedt zich uit. Maar ze doet ook haar gebit uit, haar pruik af, haar glazen oog uit, haar houten been af, en legt dat in haar nachtkastje. Dan gaat ze in bed liggen. De man staat te treuzelen. "Kom je d'r nog in?" vraagt de vrouw aan de man. "Ja," zegt de man, "maar nou weet ik niet waar ik in moet kruipen: in bed of in het nachtkastje." 37. Borstsuizen Er zit een man aan de bar. Hij zegt: "M'n vrouw heeft last van borstsuizen." "Wat is dat nou?" vraagt de barkeeper. "Nou," zegt-ie, "iedere keer als ze haar b.h. losmaakt, suizen haar borsten omlaag." 38. Een rondje van ikke Er komt een Turk een cafe binnen. Hij zegt: "Een rondje van ikke." "Nee," zegt de barman, "het is `een rondje van mij'." Zegt die Turk: "Da's ook best." 39. Schoonzoon Twee kerels aan de bar. Zegt die ene: "Ik heb vijf dochters en nog geen schoonzoon." Waarop die andere vent zegt: "Dat is nog niks: ik heb een dochter en vijf schoonzoons." 40. De jungle Een aantal vrienden zit in een cafe. Ze vragen zich af hoe het met hun vriend Piet is. Piet is op trektocht geweest door de jungle. Een van de vrienden heeft gehoord dat hij weer terug is, maar dat hij in het ziekenhuis ligt. Een van de vrienden besluit Piet te gaan opzoeken. In het ziekenhuis ziet hij Piet in een bed liggen: ogenschijnlijk ongeschonden, maar wel volkomen gedeprimeerd. "Piet," vraagt de vriend, "wat is er met jou aan de hand?" "Tja," zegt Piet, "je weet dat ik een trektocht door de jungle heb gemaakt. Ik loop daar door het oerwoud. Opeens verschijnt daar een gorilla. Hij trekt me mee de jungle in, scheurt de kleren van mijn lijf, en zes keer achter elkaar word ik door hem op beestachtige wijze misbruikt en genomen..." "Maar je bent toch niet gewond," zegt zijn vriend: "Heb je misschien interne verwondingen?" "Nee, dat niet," zegt Piet. "Waarom ben je dan zo gedeprimeerd?" vraagt zijn vriend. "Nou," zegt Piet, "dat was nou een maand geleden. Maar hij schrijft niet, hij belt niet en hij komt niet langs." |