KAREL'S CHEESE HOUSE


1. Nijmegen
Een koe is tochtig en de boer besluit de koe te laten dekken door de stier. De stier wordt de stal ingeleid en bij de koe gebracht. Na een hoop gedraai en gekeer, staat de stier eindelijk in de positie om op de koe te klimmen. Maar meteen gaat de koe op haar achterwerk zitten. Dit is geen werken zo, denkt de boer. Het is hier ook allemaal veel te nauw in de stal. Ik neem de twee mee naar buiten, de wei in. Daar zal het we lukken. Zo gezegd, zo gedaan. Maar ook in de wei moet er veel gemanoeuvreerd worden voordat de stier weer achter de koe komt te staan. Zodra de stier de koe wil bespringen, gaat de koe weer op haar achterwerk zitten. Komt er een man voorbijfietsen, en die ziet dat tafereel zo eens aan. Op een gegeven moment zegt de man tegen de boer: "Die koe komt zeker uit Nijmegen?" "Inderdaad," zegt de boer, "maar hoe weet u dat?" "O gewoon," zegt de man, "mijn vrouw komt ook uit Nijmegen."
2. Koeien
Een jongen en een meisje van het platteland liggen naast elkaar langs de dijk. Klimt er opeens een stier bovenop een koe. Zegt die jongen tegen dat meisje: "Zal ik dat ook eens doen?" Zegt het meisje: "Wat kan mij het schelen? Het zijn mijn koeien niet."
3. Kan nog vliegen
Drie cowboys scheppen tegen elkaar op dat ze het zuiverst kunnen schieten. Ze besluiten er om te wedden voor honderd dollar. De eerste cowboy zegt: "Zie je daar dat flesje? Daar schiet ik zo de dop van af." Hij pakt zijn revolver en schiet inderdaad het dopje van de fles. De tweede cowboy zegt: "Zie je daar die ouwe man zitten met die sigaar in zijn mond? Ik schiet zo de as van zijn sigaar." Hij pakt zijn revolver en schiet inderdaad de as van de sigaar af. De derde cowboy zegt: "Zie je daar die vlieg in de hoek? Die raak ik met gemak." Hij pakt zijn revolver, schiet, en de vlieg dwarrelt naar beneden. De andere twee vinden dat de derde cowboy de honderd dollar gewonnen heeft, maar net als ze hem het geld willen betalen, vliegt de vlieg weer omhoog. "He," zegt de eerste cowboy, "dat gaat dus mooi niet door." "Mooi wel," zegt de derde cowboy: "Vliegen kan 'ie nog wel, maar wippen niet meer."
4. De huishouding
Drie boeren staan met elkaar te praten. "Ik zal je eens wat vertellen," zegt de eerste boer: "ik heb een kip, die legt een ei, doet het ei in het doosje, en stapelt de doosjes netjes op." "Da's nog niks," zegt de tweede boer: "Ik heb een koe, die melkt zichzelf, doet de melk in de bus, en zet die bus zelf aan de kant van de weg." "Ik heb nog iets veel mooiers," zegt de derde boer: "Ik heb een varken, dat doet de hele huishouding, en daar ben ik nog mee getrouwd ook."
5. De lamp mee
Een boer ziet 's nachts op het erf zijn knecht met een lamp. Hij zegt: "Waar ga jij naar toe?" Hij zegt: "Naar de meid." Hij zegt: "Daar hadden wij vroeger geen lamp voor nodig." Hij zegt: "Nee, dat kan je wel aan je wijf zien ook."
6. De huishouding (versie 2)
Drie boeren staan tegen elkaar op te scheppen. De eerste boer zegt: "Ik heb koeien, die kunnen zichzelf melken. Als ik me verslaap en ik kom het land op, zijn ze al gemolken en zit de melk in de bussen." De tweede boer zegt: "Ik kan het nog sterker vertellen. Ik heb een paard, dat kan zelf ploegen. Als ik te laat het land op kom, is de hele akker al geploegd." Zegt de derde boer: "Dat is nog niks. Ik heb thuis een ezel, die doet de hele huishouding."
7. De postkoets
Er rijdt een cowboy door de prairie. Op een gegeven moment ziet hij een man met zijn oor op de grond liggen. De man zegt: "Een postkoets met zes paarden: drie zwart, twee bruin en een wit." "Kun je dat allemaal horen?" vraagt de cowboy. "Nee," zegt de man: "die zijn net dwars over me heengereden."
8. Het kippenhok
Een boer komt 's ochtends in het kippenhok. Ligt dat hok vol met gekleurde eieren. Wat gaan we nou beleven, denkt de boer, het is toch nog lang geen Pasen? Hij besluit die avond bij het kippenhok te gaan staan waken. Tegen zonsondergang ziet hij een gekleurd stipje aankomen in de verte. Het stipje komt naderbij. Het blijkt een papegaai te zijn, en die zingt: "Ik ben Daan, en ik ben een haan, ik ben Daan, en ik ben een haan..." De papegaai loopt die boer voorbij, gaat het kippenhok in en geeft alle kippen een beurt. De volgende dag leggen de kippen weer gekleurde eieren. Daar zal ik een stokje voor steken, denkt de boer. Hij spant een elektriciteitsdraad voor het kippenhok en zet er 220 volt op. Als de boer de volgende ochtend in het kippenhok gaat kijken, liggen er toch weer gekleurde eieren, en ze zijn nog groter dan de dagen ervoor ook. De boer besluit om 's avonds weer op wacht te gaan staan. En ja hoor, op een gegeven moment komt de papegaai weer aanlopen: "Ik ben Daan, en ik ben een haan, ik ben Daan, en ik ben een haan..." De papegaai loopt de boer voorbij. "...ik ben Daan, en ik ben een haan..." Dan loopt de papegaai tegen de elektriciteitsdraad op: "Whooeeeaaa, wat ben ik weer geil!"
9. Wegen
Een veehandelaar wil bij een boer wat vee gaan kopen. "Ik zou graag een big willen kopen," zegt de veehandelaar. "Dat kan," zegt de boer, "ik verkoop hier per gewicht: ik vraag drie gulden de kilo." "Best," zegt de veehandelaar en wijst naar een big: "Hoe duur is dat big?" De boer pakt het big, stop zijn staart in zijn mond, laat het big los, zodat 'ie aan de tanden van de boer bungelt. Daarna zet de boer het big weer op de grond en zegt: "Dat big weegt 19 kilo, dus dat kost je 19 x 3 gulden, is..." "Ja, wacht eens even," roept de veehandelaar, "dat is toch geen manier van een big wegen?" "Hoezo?" zegt de boer, "geloof je me soms niet? Ik zal er wel een weegschaal bijhalen, hoor, ongelovige Thomas." De boer haalt een weegschaal, zet het big erop: het weegt precies 19 kilo, schoon aan de haak. "Dat is verbluffend," zegt de veehandelaar: "en hoeveel weegt dat big daar dan?" De boer pakt het big, neemt zijn staart in zijn mond en weegt het beest. "Deze big weegt 22 kilo." Daarna wordt het big op de weegschaal gezet: inderdaad precies 22 kilo. "Dan wil ik wel het een en ander bij u kopen," zegt de veehandelaar. "Dat is goed," zegt de boer, "maar dan moeten we eerst eens een bakkie koffie drinken. Ik stuur mijn zoon wel even." En tegen zijn zoon zegt de boer dat hij bij moeder even twee bakken koffie moet gaan halen. Even later komt de zoon met lege handen terug. "Ik zei toch dat je koffie bij moeder moest gaan halen?" zegt de boer. "Tja," zegt de zoon, "maar ik denk dat moeder daar nu even geen tijd voor heeft." "Wat is ze dan aan het doen?" vraagt de boer. "Ik weet het niet zeker," zegt de zoon, "maar volgens mij staat ze de postbode te wegen."
10. De grote teen
Een Amerikaanse piloot springt uit zijn brandende vliegtuig en komt boven op een Nederlandse boerderij terecht. De boerin loopt naar buiten: "Bert, we hebben geloof ik een piloot op het dak." De boer komt ook kijken. De piloot komt naar beneden en zegt: "I'm hungry." "Ik geloof dat 'ie honger heeft," zegt de boerin. Ze nemen de piloot mee naar binnen en geven hem te eten. Daarna zegt de piloot: "I'm sleepy." "Snap jij wat hij zegt?" vraagt de boer. De piloot maakt het slaap-gebaar en zegt: "I'm sleepy." "O, hij heeft slaap," zegt de boerin. "Da's wel een probleem," zegt de boer, "want we hebben maar een bed." "Weet je wat?" zegt de boerin: "We laten de piloot naast mij liggen en dan ga jij overdwars aan het voeteneind." Zo gezegd, zo gedaan. De piloot heeft wel slaap, maar kan het toch niet laten om aan de boerin te zitten. Hij pakt haar bij een borst en zegt: "What's that?" "Da's m'n rechter mem," zegt de boerin. "Nice rechter mem." Hij pakt haar andere borst: "What's that?" "Da's m'n linker mem," zegt de boerin. "Nice linker mem." De piloot laat zijn hand naar beneden zakken. "What's that?" "Da's m'n buik." "Nice buik." Zijn hand zakt nog verder naar beneden. "What's that?" Zegt de boer: "Da's mijn grote teen, en die blijft daar zitten tot morgen."

[vorige pagina] [Index van de lach] [volgende pagina]
© Karel Homepage, The Netherlands