Meer weten over: 

WIE WAS F. WEINREB?  
 INDEX 
Inzend-rubriek 
Dr. J. Presser 
A. Nuis 
 Celgenoot 
 Ds. J.D.Wuister 
 

 
 
 

Alexandra Gabrielli in gesprek met Prof. Friedrich Weinreb

Onderstaand artikel is uit Bres 36, augustus/september 1972, Alexandra Gabrielli heeft destijds hiervoor een bezoek gebracht aan de noodgedwongen uit Nederland uitgeweken Prof. F. Weinreb in Zwitserland.
 
"HET WESTEN MOET ZICHZELF TERUGVINDEN"

    Friedrich Weinreb werd in zijn jeugd reeds geboeid door het feit dat de mensen zo oppervlakkig leefden en zich er niet voor interesseerden waar ze vandaan kwamen, waar ze heen gingen en wat de bedoeling van hun bestaan en de wereld was. Hij ging op zoek naar boeken en mensen die hem antwoord zouden kunnen geven op zijn vele vragen. Hij verdiepte zich in de duitse filosofen, w.o. Schopenhauer, Nietsche, Kant en Hegel en via hen kwam hij terecht bij Jeans, Eddington en Maeterlinck. Het besef groeide dat in het leven één bepaalde kant volkomen verwaarloosd werd. Slechts één kant, de zichtbare, de in verschijning tredende kant werd naar voren gebracht en niet die welke een a-causale verhouding had met die zichtbare. Dit groeiende inzicht werd in zekere mate gesteund door zijn joodse afkomst. Zijn oost-europese grootouders en ouders waren allen chassidisch opgevoed. Steeds had Weinreb het gevoel dat er bij hen meer moest leven dan het dorre naar buiten komen van 'dat mag wel en dat mag niet'. De antwoorden die hij kreeg op zijn vragen luidden meestal: "nou, dat weten we niet; dat is vroeger altijd zo geweest".
    Als 22-jarige deed Weinreb een ontdekking: oude bronnen van kennis en literatuur dienden op een andere manier bestudeerd te worden, waarbij ervan moest worden uitgegaan dat de mededelingen, vervat in die bronnen, voortvloeiden uit een wereldbeschouwing die al als gegeven wordt aangenomen. Wij moeten dus eerst die wereldbeschouwing kennen waaruit de dingen gezegd worden. Met andere woorden: een soort structuur kennen waaruit die mededelingen voortkomen.

Weinreb:
    "Sinds die ontdekking ben ik systematisch gaan zoeken. Eerst naar literatuur over die struktuur, welke ik niet of nauwelijks vond. Ik bedoel hier literatuur in het Hebreeuws of Aramees. Langzamerhand raakte ik tot de overtuiging dat ik, wanneer ik deze oude kennis op een moderne wijze aanpakt, dus vertaalde in moderne denkmodellen, deze kennis tot een totaliteit van een struktuur kon brengen. Ik houd niet van kennis die iets vertelt zonder dat er een samenhang is. Ik verlang - en hier komt mijn wiskundige opleiding naar voren, ik ben nl. economisch statisticus en daardoor erg wiskundig geworden - dat iets moet kloppen. Zomaar wat zeggen is heel gemakkelijk, maar het moet een systeem hebben en als systeem sluiten".

De Bijbel als Schepping
    Velen van onze lezers zullen misschien Weinreb's eerste boek 'De Bijbel als Schepping' niet gelezen hebben. Zelf schrijft hij in het voorwoord, dat wij hier enigszins vereenvoudigd weergeven: 'Dit is een wat ongewoon boek. Het behandelt problemen van het leven, van de wereld en van de Bijbel op een manier die u in nog geen enkele publicatie bent tegengekomen. Men zal dan ook vergeefs, in welke taal dan ook, zoeken naar dergelijke geschriften. Dit boek zal daarom voor de geïnteresserde lezer een sensatie betekenen. Het in dit boek weergegeven weten is oeroud. Het is dus geen ontdekking van de schrijver. Dit weten is echter in de laatste eeuwen verloren gegaan voor die mensen voor wie het van grote betekenis had kunnen zijn.
    Ook leraren wisten meestal niet meer hoe zij met het materiaal dat zij bestudeerden het wezen der dingen konden benaderen. Tallozen onder hen beseffen ook nu niet meer dat er een weten omtrent het wezen der dingen bestaat. Zij menen dat de Bijbel en de overlevering historische mededelingen zijn die handelen over de levensgewoonten van een groep mensen, of over hun opvattingen over recht, moraal, hygiëne of ethiek.
    Daar dit weten over het hoe en waarom van dit leven verloren dreigt te gaan, meende ik te moeten wijzen op het bestaan van dit reservoir van kennis en wijsheid. Deze kennis biedt vaste maatstaven, zij kent geen vaagheden en speculaties. Zij geeft zekerheden voor het leven, inzicht in de zin van het bestaan. Zij is ook logisch, systematisch, alles omvattend. Bovendien blijkt zij een voortzetting te zijn van de weg die eens de religieuze mens ging. De moderne mens weet intuïtief, ondanks de progressiviteits-complexen die zijn denken beheersen, dat er een weg bestaat. In stilte hoopt hij dat hij deze weg eens zal terugvinden.
    Het is de weg welke de mens verloor door vervlakking en schijnheiligheid. Door vele theoriën te construeren op gebieden als filosofie, metafysica, theologie, ethiek en historie tracht hij de weg terug te vinden. Maar hij wordt er steeds moedelozer en sceptischer van.  Hij denkt deze weg ook te kunnen begaan door te experimenteren met allerlei stelsels op politiek of maatschappelijk gebied. Dit zijn vruchteloze pogingen die uitlopen op dodelijk pessimisme, cynisme en opportunisme. Niet het vinden van het wezen der dingen werd ermee bereikt, maar er werd ruimte geschapen voor een hard, natuurwetenschappelijk wereldbeeld. Een wereldbeeld met statistische, op de wet van de grote getallen gebaseerde normen. 
    De realiteit wordt buitengesloten door het kweken van behoeften aan verdoving en verstrooiing, aan spel. Een schijnwereld wordt gecreëerd. Dit zijn uiterlijke tekenen van het opgeven van de hoop dat hij nog de weg terug vindt van de religieuze mens. Ook klampen velen zich vast aan vreemdsoortige 'geestelijke' stromingen die pretenderen afkomstig te zijn van andere sferen, van werelden buiten de zintuiglijke waarneembare. Ook deze 'geestelijke' stromingen zijn aanwijzingen van de menselijke behoeften en menselijk zoeken. Vooral echter ook zijn het aanwijzingen van angstige menselijke eenzaamheid en van diep menselijk leed'.
    Tot zover Weinreb in zijn voorwoord van 'De Bijbel als Schepping'. Wij citeren nogal uitvoerig daar de woorden meer op de jaren zeventig van toeppassing blijken te zijn dan op begin '60 toen het boek geschreven werd.

Het woord is een formule
    Weinreb gaat ervan uit dat het woord eigenlijk een formule is. Als wij over bijvoorbeeld water spreken, zullen wij in vele gevallen moeten verduidelijken of wij het hebben over water in vaste toestand, ijs, over water in vloeibare toestand of water als stoom, gas. Wanneer een oneindig klein wezentje, gezeten op een blad van een boom, kijkt naar een dauwdruppel zal het tot de conclusie komen dat water een bolvormige, vaste, ondoordringbare stof is. Als nu dit wezentje en een mens de dauwdruppel gaan onderzoeken zullen zij zien dat de druppel, of hij nu in de hoedanigheid van ijs, vloeistof of in die van gas verkeert, steeds dezelfde opbouw heeft. Water is nl. samengesteld uit twee atomen waterstof en een atoom zuurstof. Er is geen misverstand meer mogelijk als wij water definiëren met H2O. De formule H2O is niet alleen kwalitatief, maar tevens kwantitatief; zij geeft een verhouding aan van 2 en 1. Aan iemand die het alfabet niet kent is het moeilijk uitleggen hoe een H of een O eruit ziet. Als wij echter een quantum moeten weergeven, wat wij kunnen doen door middel van een aantal tikken op een stuk hout, speelt het verstaan van elkaars taal geen rol meer.
    Taal is dus iets dat zich in beelden aan ons voordoet. Getalverhoudingen staan los van het beeld en laten in het midden hoe wij het beeld waarnemen en beoordelen.
    De vraag is nu of wij begrippen als kennis, leven, wijsheid of liefde terug kunnen brengen tot een kwantitatieve voorstellingswijze. Het antwoord daarop is neen, omdat deze begrippen zich niet in een laboratorium laten analyseren.
    Het belang van Weinreb's onderzoekingen en de daaruit voortgekomen conclusie is het feit dat "HET WOORD IN DE BIJBEL ZULK EEN KWANTITATIEF BEGRIP IS".

    De Hebreeuwse letters in de Bijbel zijn in de eerste plaats getallen. Doordat zij als getal een rangorde hebben gekregen worden zij ook tot letters met alle consequenties die verbonden zijn aan de vormen van klanken en beelden. In de taal is de kwantitatieve verhouding primair. Primair zijn de letters getallen en op grond daarvan kregen zij de alfabetische rangorde. Primair wil niet zeggen primair in tijdsvolgorde. Men moet het dus niet zo opvatten alsof er eerst slechts getallen waren, toen letters, toen de spraak en later het schrift.
    Het wezenlijke van de letter is dat hij een proportie uitdrukt. De letter kan tevens gebruikt worden voor het spreken en schrijven, maar dat verandert niets aan zijn wezen, nl. de 'uitdrukker' van verhoudingen.
    In het Hebreeuws hebben de woorden boek, vertellen, tellen en getal all dezelfde stam: spr. Let trouwens eens op het woord vertellen in het Frans, Duits, Engels en Nederlands waar tellen in opgesloten zit.
    Het Hebreeuwse alfabet heeft 22 letters. De alef is 1; beth 2; gimmel 3; daleth 4; hee 5; waw 6; zajin 7; cheth 8; teth 9; jod 10; kaf 20; lamed 30; mem 40; noen 50; kof 100; enz. De laatste letter taf is 400.

Een ontdekking
    De opvatting van Weinreb over de taal houdt in dat de taal primair is en ook zo gesteld moet worden. Het is niet zo dat de taal zich ontwikkelde uit het niets, uit onsamenhangende klanken die de eerste mensen volgens de huidig gangbare opvattingen zouden hebben uitgestoten.

De taal kwam tot de mens als een gegeven, net zoals het leven hem gegeven werd. Weinreb zegt: "De taal is aan de mens 'klaar' gegeven."

Wij herinneren hier aan de woorden van de franse Nobelprijswinnaar Jacques Monod: "De taal zou de mens geschapen hebben en niet de mens de taal" (Bres 22, blz. 39).

Het belang van het bovenstaande kan natuurlijk na deze korte inleiding nauwelijks naar waarde geschat worden. Weinreb heeft waarlijk een 'ont-dekking' gedaan, hij heeft iets blootgelegd. Als men dieper ingaat op het 600 bladzijden tellende boek 'De Bijbel als Schepping' (in de titel ligt reeds een verklaring opgesloten) zal de lezer voelen dat hem iets geopenbaard wordt. Zo was de Bijbel ook een openbaring voor Weinreb zelf. In de jaren 1945-1948, toen Weinreb gevangen zat in Nederland, werd hem de struktuur van de Bijbel duidelijk. De ontdekking die hij deed overweldigde hem zodanig dat hij van een mysterieus respect vervuld werd. In meer dan zestigduizend bladzijden maakte hij notities en hij aarzelde aan iemand iets te vertellen over zijn arbeid. Dit gebeurde in 1949 nog maar aan een kleine kring mensen. Tijd om erover te schrijven was er niet daar Weinreb in die tijd hoogleraar was, hetgeen hem geheel in beslag nam.
    Omstreeks 1957 was Weinreb lid van een club in Den Haag die op geregelde tijd 's middags tijdens de lunch bijeen kwam. Tijdens zo'n maaltijd at hij alleen maar wat fruit, een appel, een sinaasappel en een banaan. Vanzelfsprekend keek men daar vreemd van op en men vroeg Weinreb waarom hij alleen maar vruchten at. Weinreb kon dat de clubleden, w.o. de heren Gerbrandy en Fabius niet in een paar woorden uitleggen, maar beloofde dat te doen als hij een aantal lezingen kon geven. Hij zou dan zijn 'vreemde gewoonte' nader verklaren. Aldus geschiedde voor een gehoor van ongeveer dertig man, dat na afloop van elke lezing zich zeer enthousiast toonde. De toehoorders spoorden Weinreb aan een boek te schrijven; vooral Fabius liet niet na vele telegrammen en brieven te sturen, maanden later, toen Weinreb in het buitenland verbleef.
    Het boek de 'De Bijbel als Schepping'verscheen tenslotte in 1963 en werd uitgegeven door Servire. Om tegemoet te komen aan de belangstelling van de lezers werd een soort academie opgericht, de Academie voor de Hebreeuwse Bijbel en de Hebreeuwse taal, die nog altijd bestaat en waar men cursussen kan volgen die dieper op het geschrevene in 'De Bijbel als Schepping' ingaan. Op verzoek van de uitgever schreef Weinreb daarna 'Ik die verborgen ben', dat handelt over het geheim van het Esther verhaal. Hij deed dit om aan te tonen dat zijn systeem veelvuldig toegepast kon worden. Bij Origo Verlag in Zürich (nu in 1998 Thauros Verlag in Allgäu) verschenen de laatste jaren nog 'Das Buch Jonah', 'Der göttliche Bauplan', 'Die Symbolik de Bibelsprache' en 'Hat der Mensch nog eine Zukunft' uit. Binnenkort komt 'Das Geheimnis Mensch' uit, waar Weinreb op het ogenblik aan werkt (nu, in 1998 zijn in totaal ongeveer 65 boeken verschenen, waarbij zowel duitse als nederlandse).

Wortels van alle culturen komen samen.
    Het systeem dat Weinreb 'ontwikkelde', wordt door velen afgewezen. Hijzelf vertelde ons hierover:
"In elke kennis, weten, moet een harmonie zijn, een struktuur moet kloppen. Het woord dat ontstaat is eigenlijk een formule. Een formule moet verwantschap vertonen met andere formules. Of er verwantschap is, volgt uit het systeem. De verwantschap kun je altijd aantonen en moet ook in de getallen aan te tonen zijn.
    Door te gaan experimenteren zul je nimmer de verwantschap uit de getallen kunnen halen. Maar wel moet bij een systeem een verwantschap bestaan. Dit nu toon ik aan. Als er volgens de struktuur verwantschap moet zijn, moet op elk niveau die verwantschap doorbreken en zich tonen. De voorbeelden zijn legio. Je moet niet zo te werk gaan door de getallen uit de Bijbel naast elkaar te gaan opschrijven en daarna een systeem gaan zoeken. Zo gaat dat niet. Als je een paar bomen neemt en hun bladeren gaat optellen, heb je ook geen systeem. Als je de bomen gaat vergelijken met bijvoorbeeld vissen, dan heb je echt geen systeem. Nee, deze dingen moeten met verstand en samenhang beredeneerd worden. Dan pas is er verwantschap. Als wij die niet kunnen vinden, dan ligt dat aan ons.
    In het begin heb ik veel getwijfeld en zei ik tegen mijzelf: pas op, hou jezelf niet voor de gek, want dat is een simpele zaak.

Steeds meer ben ik tot het gevoel gekomen dat de wortels van alle culturen ergens samenkomen. De Chinezen, de Grieken, de Zuid-amerikanen, de Indianen, de Joden, zij allen hebben éénzelfde wortel.

    Het Hebreeuws is een oertaal, waarin door de eeuwen heen geen veranderingen zijn aangebracht en waar het woord nog in zijn oorsprong een formule is. Andere talen zijn afgesleten, veranderd, overdekt met vreemde invloeden. Tegenwoordig worden vele nieuwe boeken geschreven over de Kabbala. Wat daarover in het Frans, Duits en Engels verschijnt is vaak onzin. Zo ook de vele commentaren op de I Tjing en de Tarot. Men zou aan zichzelf de eis moeten stellen zelf de weg terug te vinden naar de oorsprong van deze oude bronnen en zich niet te laten misleiden door allerlei hocus pocus.
    Wij willen alles maar aanpassen aan het natuurwetenschappelijk denken, het causale denken. Maar op die manier moeten wij dat niet doen. Het zijn heel andere begrippen waar wij mee te maken hebben. Neem nu de mythologie zoals die vandaag nog behandeld wordt op scholen. Treurig. Als wij de mythologie serieus nemen als uitdrukking van leven, van kennis van leven, dan krijgt deze een heel andere betekenis voor ons."
 

Hoe verhoudt zich nu het Nieuwe Testament tot het Oude?
    "Er is een oerweten en ik geloof dat ook het N.T. uit dit oerweten voortkomt. De taal van het N.T. is niet Hebreeuws, dus je kunt dit oerweten niet meer aan de taal herkennen, zoals dit wel het geval is met bijvoorbeeld de vijf boeken van Mozes: de Torah. Het Aramees heeft zich ook ontwikkeld in de tijd. Het Hebreeuws toont iets dat andere talen verloren hebben. Misschien is het Sanskriet nog zuiver gebleven, maar daar weet ik te weinig van. In elke taal kunnen wij echter nog wel hier en daar iets van de oorsprong terugvinden, maar meestal berust dat op toeval. Uit mijn boek blijkt misschien dat ik de getallen het allerbelangrijkst vind. Dit is echter niet zo. Belangrijk is dat er een structuur is die een totaliteit geeft van kennis, van inzicht, van weten. Dáár gaat het om.
    Voor mij is het Nieuwe Testament een verhaal dat vertelt hoe uiteindelijk verlossing plaatsvindt. Niet in die zin zoals men dat in de kerk voorstelt, maar verlossing uit het leven in gevangenschap, in dwang. Het verlossingsverhaal in het N.T. is voor mij een model en in die zin kan ik het N.T. niet alleen zien, maar ook her-kennen. Alles dat uit de oudheid tot ons komt, vind ik zeer de moeite waard omdat ik geloof dat we er ons zelf in kunnen terugvinden. Hoe verder we teruggaan, hoe meer we van onze kern te weten komen."

Hoe kunnen wij die hervonden kennis toepassen in ons dagelijks leven?
    "In ons dagelijks leven moeten wij één ding terugkrijgen, nl. het bewustzijn dat het fundament van dit dagelijks leven bestaat uit de vragen: waartoe is dit leven? Wat is de zin en de betekenis ervan? Het dagelijks leven dat alleen als fundament heeft: ik moet mijn loon hebben en veel genot, zal op den duur nooit bevrediging geven. We zien dan ook dat veel bevredigde welvaartsbehoeften alleen maar boosheid opwekken. Iets is er in de mens dat zegt: dit is het niet; je kunt me nog wel meer geven, maar toch weet ik dat ik bedrogen word.
    Alleen als het leven een andere nieuwe grondslag krijgt, zal er ook een ander scala van behoeften ontstaan. Onze behoeften zijn nu voor een groot deel gericht op verdoving om ons te verhinderen na te denken. Alle reizen, de televisie, de kranten en de radio wekken een roes bij ons op en verdoven ons. Iedereen heeft er de mond vol van dat we ondergaan, dat de wereld kapot gaat en dat we wegzinken in het vuil. Er heerst een pessimisme in de mens  die daardoor geen zin meer in het leven heeft en daarom wordt de ondergang gepredikt. Dit pessimisme komt ook tot uiting omdat niemand zegt wat wij moeten doen en daarom willen we helemaal niet meer. Eigenlijk is er niets nieuws onder de zon. Wij zelf zijn al zo oud. In de mens leeft alles, van zijn oerbegin af. Als wij maar weer konden putten uit dit oerzijn. Ik denk nu aan de archetypen waar Jung over spreekt die hier ook mee te maken hebben.
    Velen wachten op een nieuwe messias of gaan op zoek naar een indiase goeroe. In India heb je goeroes voor toeristen. Ik geloof echter dat het westen iets anders nodig heeft: het terugvinden van zich zelf."

Wat vindt U van Meditatie?
    "Het willen mediteren is ook een uiting van het zoeken naar iets anders. Elke ontevredenheid is een gunstig teken, want dat wijst erop dat er iets ontbreekt. Het hangt er nu maar van af wat men mediteert. Een van de meest voorkomende argumenten is: je wordt er rustig van. Dat vind ik geen motief. Het motief zou moeten zijn: kennis krijgen. Vaak is meditatie, net als drugs, een vlucht uit de realiteit, omdat die niet meer te verdragen is. De grondslag van het tekort schieten van de hedendaagse mens is dat hij nog teveel gevangen zit in de sfeer van een negentiende eeuws natuurwetenschappelijk wereldbeeld en de daaruit voortspruitende terminologie. Neem bijvoorbeeld de parapsychologie die zich nog geheel op het terrein van 19e eeuws natuurwetenschappen beweegt. In werkelijkheid zijn de natuurwetenschappen al zo ver gevorderd dat er een ware mystiek in te bespeuren is. Maar de studenten en vele professoren zijn nog niet zover. Een enkeling, zeker niet meer dan veertig tot vijftig mensen in de wereld, zijn al zover doorgedrongen dat zij dit beseffen. In Arthur Koestler's boek, 'The Roots of Coïnscidence', toont de schrijver aan dat men in de natuurwetenschap al een geheel nieuwe weg is ingeslagen. Er zal een nieuw soort mens komen en daardoor een nieuw soort toehoorder en lezer.
    Wij moeten oude kennis bekijken volgens de methoden van de allermodernste natuurwetenschap. Voor de 19e eeuwse natuurwetenschap is alleen het verschijnsel reëel. Volgens de nieuwe methoden is ook het niet-verschijnende reëel. Het gaat er toch om wat de achtergrond van dit leven is, wat en wie wij zelf zijn? De mens is als zodanig een eenheid dat hij alle mensen omvat, een hele wereld. Tevens is hij een deeltje van een groot geheel. Beide uitersten zijn waar. Net als materie welke uit een concreet deeltje bestaat en uit een golfbeweging."

Moeten wij alleen ons intellect gebruiken om de zin van het leven te begrijpen?
    "In het leven moeten we niet òf ons intellect òf ons gevoel uitschakelen. Ook hier geldt dat wij een éénheid moeten vormen. Wat wij intellect noemen is voor de gek houderij, want ons intellect heeft als fundament iets 'anders' dan wij denken. Wie dat 'andere' uitgeschakeld heeft, is niets anders dan een dor, saai nietszeggend en onvruchtbaar iemand. Grote ontdekkers zijn altijd fantasten, in de goede zin van het woord dan, mensen met visie. Het is wel zo dat datgene dat wij vergaren, door het verstand heen moet en verwerkt moet worden om op te bouwen en te selecteren, zodat een harmonie tot stand gebracht wordt. Ik spreek altijd van de wakkere mens. Hij  moet wakker zijn in die zin dat hij niet zijn 'andere' kant uitschakelt, maar een eenheid vormt. Met die scheiding lichaam-ziel moeten wij ook ophouden. De mens is een eenheid. Het lichaam is een facet. Met het lichaam treden wij in verschijning en daarmee treedt tevens de ziel in verschijning. Ook het onzichtbare kunnen wij zien. Radar bijvoorbeeld zien wij ook."
 
Nog een laatste vraag. Wij hebben opgemerkt dat 'bekeerlingen' tot de reïncarnatieleer in aantal toenemen. Door te geloven aan wedergeboorte op aarde schijnt het leven dat vaak zo ondraaglijk is, aanvaardbaarder te worden. Wat is uw mening over reïncarnatie?'

    "Om zomaar aan reïncarnatie te gaan geloven, een zaak die zich geheel onttrekt aan het causale denken, lopen wij gevaar de waarheid niet meer te dienen.
    Ja ik geloof in reïncarnatie, maar niet in die zin zoals dat vandaag, in het natuurwetenschappelijke materialistische wereldbeeld, uitgelegd wordt. Ik ben er van overtuigd dat de mens, zoals hij in de tijd verschijnt, een soort, ja laat ik het maar zo noemen, een soort herhaling is. Wanneer wij naar de bladeren van een boom kijken, eerst één blad, dan een andere, een derde, zien wij nog steeds dezelfde boom staan. In de tijd verschijnt dat na elkaar. De Duitsers kennen het woord 'Zeitgestalt'. Door de tijd wordt een 'Gestalt', een lichaam gebouwd. Even zoals de ruimte ons lichaam, zoals wij hier zitten, toont, doet de tijd dat.
    Het is veel te eenvoudig wanneer we denken: het lichaam sterft, de ziel verlaat het lichaam, gaat van de aarde weg en komt na korte of lange tijd weer in een nieuw lichaam terug. In werkelijkheid is het echter ook weer niet ingewikkelder dan bovenstaande voorstelling, maar oneindig veel mooier. Het leven is mooier dan de natuurwetenschap ons dat voorstelt, of zoals de spiritisten ons dat duidelijk maken. Het leven is in zijn complexiteit pas mooi, net zoals een landschap in zijn complexiteit mooi is: een horizon, een kerktoren, klokgelui, koeien in de wei. . . .
    In de joodse overleveringen is veel verteld over reïncarnatie, zoals bijvoorbeeld in de 16e eeuw toen men over Gilgoel sprak, d.w.z. een herhaling, een steeds opnieuw vorm worden, voorgesteld door een draaiend wiel. Deze voorstelling kennen wij nu door middel van de in de negentiende eeuw vertaalde boeken uit India. Reïncarnatie wordt daarin echter veel te oppervlakkig behandeld."
 
Inlichtingen over de cursussen die Prof. F. Weinreb heeft gegeven kunt u inwinnen bij de Academie voor de Hebreeuwse Bijbel en de Hebreeuwse Taal.  Adres: Veerseweg 10, 4351 RC Veere.