Moeilijkheden in de werkwoordsspelling
De moeilijkheden bij de werkwoordsspelling ligt voornamelijk bij de werkwoorden
met een stam die eindigt op -d of -t. Het gaat dus om vormen als wordt,
antwoordde en wachtte en dan vooral het laatste gedeelte van deze werkwoorden.
Wat maakt deze werkwoordsvormen nu zo lastig? Er zijn drie belangrijke factoren
te noemen:
1. de spelling van de werkwoorden wordt bepaald door verschillende
spellingprincipes
2. bij de werkwoordspelling wordt een beroep gedaan op grammaticaal inzicht
3. de werkwoordspelling wordt vaak op een verkeerde manier aangeleerd
1. de spelling van de werkwoorden wordt bepaald door verschillende
spellingprincipes
bijvoorbeeld: vindt
In dit woord schrijven we een
d vanwege de regel van gelijkvormigheid. Omdat ook de vorm vinden
voorkomt, waarin de d duidelijk te horen is, schrijven we in het werkwoord
altijd een d. De -t aan het eind heeft weer te maken met de regel van de
overeenkomst. We schrijven vindt met een t, omdat we dat in bijvoorbeeld werkt
ook doen.
Voor één klank de /t/ in /vint/, moeten we twee verschillende letters
schrijven en moeten we twee regels toepassen om tot de juiste schrijfwijze te
komen.
En om het extra gecompliceerd te maken moet je die twee regels ook nog in een
bepaalde volgorde toepassen: eerst de regels van de gelijkvormigheid en daarna
de regel van de overeenkomst. Doe je het andersom, dan gaat het fout en vergeet
je de d van het werkwoord te vinden.
2. bij de werkwoordspelling wordt een beroep gedaan op grammaticaal
inzicht
Bij het correct schijven van de werkwoorden met een stam die eindigt op een -t
of een -d moet je dus twee regels in vaste volgorde toepassen. Maar daar komt
nog en moeilijkheid bij. De spelling van het werkwoord is ook afhankelijk van
andere woorden in de zin. Om uit te maken hoe je /vint/ schrijft, moet je nagaan
wat het bijbehorende onderwerp is. Is het onderwerp 'ik', dan moet je alleen de
regel van gelijkvormigheid toepassen. Is het onderwerp 'jij', dan moet je ook
nog de regel van overeenkomst gebruiken. Staat het onderwerp jij achter de werkwoordsvorm,
dan moet het juist weer niet en schrijf je weer vind je.
Bovendien moet je niet alleen rekening houden met het onderwerp. Als je dat zou
doen, dan zou je in de zin Hij heeft het goed beantwoord het
laatste woord kunnen schrijven als beantwoordt en dat is nu juist fout.
De regel van overeenkomst moet je namelijk alleen toepassen op persoonsvormen.
Kennis van begrippen 'onderwerp' en 'persoonsvorm' is dus noodzakelijk.
3. de werkwoordspelling wordt vaak op een verkeerde manier aangeleerd
Vaak worden er verschillende didactische benaderingswijzen naast en door elkaar
gebruikt. De laatste jaren begint zich wel meer een zekere eenheid af te
tekenen. Zo zijn de meeste deskundigen het e over eens dat voor
werkwoordspelling het herkennen van de persoonsvorm essentieel is. Alleen voor
de spelling van de persoonsvorm gelden namelijk speciale regels. Alle andere
werkwoordsvormen, zoals het voltooid deelwoord en het hele werkwoord, vallen
onder de nor male spellingregels van het Nederlands.
Ook is men het er over eens dat je de spelling van werkwoorden het best
kunt aanleren via een algoritme. Allen in de uitwerking zijn er grote
verschillen. Elke methode heeft zo'n beetje haar eigen algoritme en dat maakt de
situatie er niet echt duidelijker op.