Arjan
Witte (Utrecht, 1961) is ook al zo'n echte Utrechtenaar, al woont hij tegenwoordig
in Duiven bij Arnhem. Terwijl de meeste Utrechtse schrijvers alleen maar
in Utrecht wónen, is hij in zijn onderwerpkeuze de meest Utrechtse
schrijver, zoals bleek uit de getto-roman Rode Zeep (1995) die zich afspeelt
in de Utrechtse wijk Zuilen. In 1996 verscheen Huurder, een weerbarstige
roman over een jongen die zijn criminele verleden achter zich wil laten.
Op podia is hij actief als dichter en beat-rapper. Samen met Tommy Wieringa
maakte hij deel uit van Donskoy. Kort na het verschijnen van hun eerste
cd viel de groep uiteen. Nu geeft hij rap-les. Incidenteel schrijft hij
verhalen voor de VPRO-televisie. In december 1998 verscheen Witte's eerste
poëziebundel Kikkerbloed bij Kwadraat,
met IJzer de enige Utrechtse literaire uitgeverij. Nu weer terug in Utrecht
komen wonen, Arjan. Charlotte Scholten, zijn vrouw, schildert trouwens
graag Utrechtse schrijvers. In Kikkerbloed springt Witte als een kikvors
van sonnet via rap naar het vrije vers.
Rode Zeep
Een groep jongens in een arbeidersbuurt
is "op zoek naar confrontaties", zoals bakkeleien tegenwoordig vervormd
wordt genoemd. Ze zetten een val op voor een onbekende jongen die verliefd
is op een buurtgenoot. "Kom ons niet te na", hoor je deze berehappers denken.
Ze weten wel weg met de onbekende, maar niet met hun agressie. Verbaal
reageren ze vooral af in kroegen, "waar de barman half man is, half tapkraan".
In "Rode zeep" vertelt Arjan Witte in 13 episodes hun arbeiderslief en
kroegleed, o.a. "in het hartinfarct dat Hoog Catharijne heet". In rondborstige
arbeidersdialogen, vers van de straat, rauw en direct als een mitrailleur,
brengt Arjan Witte ons op de hoogte van hun schrijnend amusante belevenissen.
Als aan het slot alles fout gelopen is, brengt alleen de hoofdpersoon een
paar filosofische en zeer wijze gedachten te berde: "In het begin is alles
normaal. Totdat je terugkijkt en niet kunt ontdekken wanneer het scheef
liep. Eén graad verschil is achteraf genoeg om de koers te verliezen."
Bij zulke volzinnen mis je alleen het plat Utrechts.
Uitg. In de Knipscheer, 160 blz.