Home
News
About us
Photos
Favorites
SwMiFun
Contact



Chapter one



We hebben een gezellige middag doorgebracht met het luisteren naar de verhalen van een zeer bereisde elf, toen er een man van het leger van de hertog op ons af kwam lopen. Blijkbaar had hij ook een deel van de verhalen meegekregen, want hij sprak ons op vriendelijke toon aan met een opmerking over elfen die weliswaar goed kunnen vertellen maar niet al te beste drinkers zijn.
Na een paar beledigde blikken van de halfelfen kwam de man maar snel ter zake: of we voor hem iets uit wilden zoeken, aangezien hij geen mannen voor de verdediging kon missen. Het ging om een aantal sabotages en diefstallen uit Gwendolyn’s Smidse. We verveelden ons al dagen en ikzelf begon al aardig prikkelbaar te worden, gewend als ik was aan een leven in de buitenlucht. Het was vooral vanwege de belofte van een vrijgeleide en de afwisseling die het met zich mee zou brengen, dat ik besloot mee te doen. Ik denk dat de anderen precies hetzelfde dachten, hoewel er ook een beloning aan vast zou zitten.
We gingen eerst eens een kijkje nemen in de smidse, om eens een praatje te maken met de eigenaar en om te vragen of deze misschien nog tips of aanwijzingen had, of zelfs al een paar verdachten. Dit had hij blijkbaar niet, integendeel, hij was het totaal niet eens met ons onderzoek en werkte ons zo snel mogelijk zijn smidse uit.
We besloten om dan maar aan te kloppen bij een kroeg daar schuin tegenover, die bekend stond als de stamkroeg van alles wat met magie te maken had. Ik voelde me er hierdoor in het begin niet zo op mijn gemak, maar dit bleek algauw een van mijn minste zorgen te zijn. Legolas, die er volgens mij nog steeds aan moet wennen dat hij niet meer bij de elfen leeft, maakte een in zijn ogen ongetwijfeld medelevende opmerking over de overleden broer van de waard, waardoor ons hele gezelschap in ongenade viel, vooral toen er nog een gewelddadige scène volgde tussen Legolas en de vrouw van de waard.
Later in de middag heb ik me toch nog zeer goed vermaakt met een groepje gezellige drinkers. Het doel hiervan was dat we met hun hulp wat meer lawaai konden maken waardoor twee magiërs afgeluisterd konden worden, maar ik vond het toch vooral gezellig. Het leverde ook niet veel bruikbaars op trouwens.
Toen het donker begon te worden zagen we hoe de katapulten naar binnen werden gereden, en nog een paar uur later slopen twee mannen naar binnen, aan het licht te zien bleef er een op wacht staan. We vonden het het beste om ongehoord naar binnen te gaan om te zien wat ze dan precies aan het doen waren, en misschien wat gezichten te zien of namen te horen. Dat was namelijk de opdracht, we hoefden alleen maar uit te zoeken wie het waren, we hoefden ze niet persoonlijk te overvallen; iets waar met name ikzelf zeer weinig voor voelde. Maar dit werd zeer bemoeilijkt door het lawaai dat Legolas’ uitrusting veroorzaakte, en omdat de kans toch zeer klein was om ongehoord binnen te komen, lieten we alle voorzichtigheid varen.
De mannen die binnen waren – drie in totaal – renden naar een soort kantoortje rechts achterin, en tegen de tijd dat we daar aankwamen waren zij verdwenen. Wel ontdekten we een geheime deur, al hadden we geen flauw idee hoe die open moest. Inmiddels was ook de baas wakker geworden, maar Gabriël wist hem te kalmeren.
Ik meende dat er misschien in de archiefkasten een melding werd gemaakt van de geheime deur en hoe deze open moest, maar na een tijdje spitten ontdekte ik per toeval zelf de hendel, verborgen achter een stapel documenten en vele lagen stof. Pas hierna hoorde ik dat uit een onderzoek van de slaapzaal was gebleken dat een van de drie mannen een vertrouweling van de baas was en de andere twee op zijn advies waren aangenomen.
Eenmaal door de deur heen kwamen we uit in een van de weergangen, en werden door een voorbijkomende soldaat meegenomen naar de generaal. Deze bood aan ons te helpen met het opsporen van de connectie die de drie mannen binnen het leger moeten hebben gehad om gebruik te kunnen maken van de weergang. We kregen een plaats in de ziekenboeg waar we vermomd in dienstkleding een goed overzicht hadden over wie er voorbijkwam.
Op een gegeven moment bleef Frodo erg lang weg van het legen van een emmer water, en toen we onderhand ongerust begonnen te worden, kwam ze vanuit de gang aanrennen, met een soldaat op haar hielen! Er ontstond een gevecht dat de soldaat niet overleefde. Uit Frodo’s verhaal konden we later opmaken dat hij iets verdachts bij de geheime deur uitvoerde en haar zag toen hij weer terugliep.
Toen we verantwoording aflegden bij de generaal toonde ook hij zich teleurgesteld, maar gaf ons wel de sleutels van zijn kamer zodat we die konden onderzoeken. In een la met een dubbele bodem vonden we een aantal briefjes waaruit duidelijk op te maken viel dat hij inderdaad bij de sabotages betrokken was, maar belangrijker nog, dat de hofmagiër er ook iets mee te maken had.
Aangezien de generaal te kennen had gegeven tot de volgende dag niet meer gestoord te willen worden, besloten we eerst wat slaap te vatten. ’s Morgens was de generaal opnieuw onaangenaam verrast, de hofmagiër was namelijk een van de vertrouwelingen van de koning.
Ook de hertog vond het erg moeilijk te geloven, maar hij nam ons toch mee naar de magiër. Eenmaal daar veranderde deze vlak voor onze ogen in een oudere vrouw en verdween. Op datzelfde moment kwamen er ook een aantal orks die hadden besloten ons op dat moment aan te vallen. Gelukkig brachten we het er allemaal levend vanaf, hoewel dat bij Charyenne wel op het nippertje was.
Het bleek dat deze oudere vrouw de gedaante van de hofmagiër had aangenomen, wiens inmiddels rottende lijk we in zijn eigen kelder terugvonden. Zij was ook degene die de saboteurs had aangezet tot hun daden, wat verklaard waarom ze zo verward en berouwvol waren toen ze erachter kwamen wat er was gebeurd. Van de hertog kregen we onze beloning uitbetaald, en een hele lovende speech waarin hij ons bedankte en vroeg of hij nog eens kon rekenen op onze hulp als dat nodig mocht blijken. Geen van ons maakte daar bezwaar tegen.