Home
News
About us
Photos
Favorites
SwMiFun
Contact




Charyenne



I hate the world today
You're so good to me
I know but I can't change
Tried to tell you
But you look at me like maybe
I'm an angel underneath
Innocent and sweet
Yesterday I cried
Must have been relieved to see
The softer side
I can understand how you'd be so confused
I don't envy you
I'm a little bit of everything
All rolled into one

[Refrein:]
I'm a bitch, I'm a lover
I'm a child, I'm a mother
I'm a sinner, I'm a saint
I do not feel ashamed
I'm your hell, I'm your dream
I'm nothing in between
You know you wouldn't want it any other way

So take me as I am
This may mean
You'll have to be a stronger man
Rest assured that
When I start to make you nervous
And I'm going to extremes
Tomorrow I will change
And today won't mean a thing

[Refrein]

Just when you think, you got me figured out
The season's already changing
I think it's cool, you do what you do
And don't try to save me

[Refrein]

I'm a bitch, I'm a tease
I'm a goddess on my knees
When you hurt, when you suffer
I'm your angel undercover
I've been numb, I'm revived
Can't say I'm not alive
You know I wouldn't want it any other way



Droom…doe je ogen dicht en droom. Stel je een oneindig uitgestrekt bos voor. Zie de vogels vliegen over de oeroude bomen, hoor ze zingen. Snuif de frisse geur van dauw op en ontdek het vriendelijke elvenvolk. Voel het koele water van de rivier en ga erin op. Ontwaak en doe je ogen open…ontwaak.

Wie is Charyenne, zullen jullie je afvragen? Om een beetje een idee te krijgen hiervan, heb ik een liedje geschreven, zie hierboven. Het is geschreven in een andere taal, dus je moet iets van intelligentie beschikken om het te begrijpen. Maar dat zie ik niet als een probleem: je hebt sowieso een behoorlijke portie brains nodig om mij te begrijpen.
Ik zal beginnen met een paar feiten. Voluit heet ik Charyenne Drusilia Amastacia. Mijn vader, Baldar, is een mens en mijn moeder, Valiane, een elf; vijfendertig jaar geleden, toen ze een jaar getrouwd waren, kregen ze mij en vestigden ze zich definitief bij de elven. Ik ben dus een halfelf, of een halfmens zoals de elven zeggen. En aangezien ik 1,90 ben, ben ik een stuk groter dan mijn landgenoten. Vaak meer dan een halve meter. Verder heb ik lang en stijl zwart haar, groene ogen en een lijkbleke huidskleur. De elven zeggen dat ik niet zo knap ben als zij. Misschien omdat ik zo lang ben? Ik weet het niet. De familie van mijn vader zegt dat ik juist knapper ben dan dat elvenvolk. Misschien omdat ik zo lang ben? Ik heb me er maar bij neergelegd dat sommigen mij lelijk vinden en anderen knap. Ik ben een beetje van alles. Bij elkaar gevoegd tot één.
Het elvenland waarin ik woonde, Kalasastan, was een uitgestrekt gebied ten noorden van de rivier de Thisan. Het overgrote deel was bedekt met oeroude bossen waar het volk van mijn moeder eeuwenlang heeft gewoond. De gemeenschap waarin ik opgroeide, bestond uit ongeveer tien families, in totaal dus ongeveer tweehonderd elven.
Elven zijn prima wezens om mee om te gaan: ze zijn zonder uitzondering rustig en verstandig. Het bestuur in Kalasastan is dan ook niet moeilijk te regelen. Elk jaar worden er twee elven aangesteld als bewindslieden, kakanies genaamd, één elvenvrouw en één elvenman. Iedereen kan zich verkiesbaar stellen voor deze post, vanaf zijn 125e verjaardag. Elven zijn zelfs zo tolerant dat één van beiden ook een halfmens mag zijn, deze hoeft dan geen 125 maar 30 jaar oud te zijn. Ik weet dat er in totaal vijf halfelven een jaar geregeerd hebben.
Naast deze kakanies hebben we ook een volksvertegenwoordiging, een kakawè. Hierbij gelden dezelfde leeftijden als bij het passieve kiesrecht. De kakawè heeft het recht voorstellen van de kakanies al dan niet goed te keuren.
Al vanaf dag één vond men mij anders dan anderen. Toch heeft me dat nooit gehinderd tijdens mijn jeugd. Ik had een aantal vrienden en vriendinnen op de school waar ik zat. Het meest vervelende was dat ik al op mijn vijfentwintigste volwassen werd, terwijl de elven pas rond hun honderdste volwassen worden. De lessen op school passen dus niet aan bij mijn leeftijd. Gelukkig waren er in mijn omgeving drie halfelven: een ander echtpaar had ook twee van zulke kinderen, Anastriasa en Quivantor. Hun moeder, Malana, was een mens en gaf ons les zodat we niet achterliepen voor onze leeftijd. Ergens verderop in het bos had ze een klein huisje gemaakt waar ze ons dan dagelijks les gaf in de meest uiteenlopende zaken zoals taal, geschiedenis en kunst. Dat was in de middag. ’s Morgens gingen we alledrie naar de gewone school waar zo’n vijfenentwintig elvenkinderen zaten.
Op een keer, ik was vijftien jaar oud, kwam ik thuis van de middagschool en zaten mijn ouders naast elkaar op de grond; tegenover hen zat Milasilia, mijn kleine elvennichtje. Ze keken me heel triest aan. Een eeuwigheid later zeiden ze eindelijk wat er aan de hand was: mijn tante, een zus van mijn moeder, was verongelukt. Mijn oom was al eerder gestorven dus Mila was een wees geworden op haar vijfde.
Officieel hadden mijn ouders voortaan de voogdij over mijn nichtje, maar in de praktijk kwam het erop neer dat ik voor haar zorgde. Ik deed het met plezier, Milasilia was een heel lief klein meisje. Ik nam de rol over als haar moeder en ze luisterde altijd uitstekend naar me. ’s Morgens nam ik haar mee naar school, waar ze vervolgens naar haar eigen klas ging. Als tegen het middaguur de school uit was, nam ik Mila mee naar de middagschool waar ze heel rustig in een hoekje van het gebouw ging zitten spelen met een stuk speelgoed dat ik haar had gegeven. Tegen de namiddag gingen we picknicken en spelen in het bos als het goed weer was. Als het weer niet meewerkte, gingen we binnen spelen met poppen of speelden we een spelletje.
Tien jaar gingen voorbij. Op de dag dat ik vijfentwintig werd, en dus volwassen, hield ik een groot feest voor het hele dorp. Mila was inmiddels vijftien en probeerde me een beetje te helpen met de gasten, klein als ze was. De hele tijd bleef ze bij me in de buurt; ze was een beetje bang voor zoveel mensen en zocht bescherming. Totdat ik op een gegeven moment, ik praatte even met Anastriasa, een paar seconden niet op haar lette. Toen ik daarna weer opkeek, was ze weg. Ze was wég! Mila, mijn kleine elvennichtje was weg, en zou nooit meer terugkomen. Tot op de dag van vandaag heb geen idee waar ze heen is, geen idee of ze nog leeft, geen idee waarom ze is weggegaan. Zoveel vragen, zoweinig antwoorden.
Direct na mijn ontdekking, ging ik haar zoeken, het hele terrein af. Ik vroeg iedereen om me te helpen zoeken, maar niemand kon haar meer vinden. Twee seconden van onoplettendheid… Het feest werd abrupt afgebroken, en ik was gebroken. Ik werd hysterisch, heb me de eerste maand aan niemand laten zien. Ik was ervan overtuigd dat het mijn schuld was.
Na die tijd ontvluchtte ik mijn ouderlijk huis en mijn moederland en reisde ik overal en nergens naar toe. Als het maar ver weg was. Van de reizen zelf kan ik me nauwelijks iets herinneren, zeker niet die van het eerste jaar. Alleen vaag dat ik veel door vlak land reisde, langs veel meren en rivieren. Ik ontweek contact met andere wezens dat jaar.
Pas vanaf het tweede jaar kwam er een ommekeer. Ik kwam een tovenaar tegen, een mens genaamd Masidar, die al zeker negentig was. Masidar voelde dat hij niet lang meer te leven had, en had zijn hele leven lang praktisch geheel in afzondering geleefd. Maar nu hij zijn einde voelde naderen, voelde hij de behoefte zijn vaardigheden te delen met iemand. Ik was de eerste die hij intelligent genoeg vond om het te begrijpen. Het leek mij een zinvolle tijdbesteding, iedereen weet dat magie gigantisch krachtig kan zijn.
Tegen zijn verwachtingen in, leefde Masidar nog zes jaar. Die jaren hebben we ons elke dag intensief bezig gehouden met de studie. Het was ontzettend zwaar, dat kan ik je verzekeren, mijn leraar stelde hoge eisen aan mij. In het begin ging het moeizaam omdat ik nog van niets wist en ik niet gewend was aan zoveel zelfdiscipline. En juist wanneer ik dat onder de knie kreeg, werden de opgaven een stuk moeilijker. Zo bleef ik bezig.
Negen dagen na mijn tweeëndertigste verjaardag, stierf Masidar. Ik was zijn enige erfgenaam. Hij had niet veel stoffelijke bezittingen, maar wel ontzettend kostbare dingen voor iemand die wat van magie afweet. Zo kreeg ik zijn staf. Veel waard is ie niet, maar ik geloof dat er bepaalde krachten in die stok zitten. Ik ben ervan overtuigd dat hij geluk brengt.
Vanaf toen sprak ik weer af en toe met anderen, maar toen had ik inmiddels zo lang geen contact meer gehad met niemand behalve met Masidar, dat men mij bestempelde als a-sociaal en kwaadwillend. Maar zo was ik helemaal niet, dacht ik. Na verloop van jaren ben ik er anders over gaan denken. Ik ben niet per definitie kwaadwillend; waarschijnlijk zijn anderen bang voor mijn magie. Hoe dan ook, ik zoek zelf wel uit wat ik al dan niet goed vind. Niet iedereen is daarvan gediend, maar hé, je kunt niet iedereen te vriend houden. Makkelijk zat.
Ik moet toegeven dat ik ook soms ook wel erg moeilijk ben, dat verschilt per dag. Als men me erop aanspreekt dat ik vandaag weer eens erg humeurig en lastig ben, zeg ik altijd: morgen zal ik veranderen, en dan zal vandaag niets betekenen. Degenen die me niet kennen, kijken me dan heel verwonderd aan; degenen die me wel kennen, weten dat al en vragen er al niet meer na.