De onderzoeksvraag is:
Hoe ver kun je springen en hoe meet je dat?
Elk groepje van 2 zal een deel van de vloer mogen gebruiken
om het eigen onderzoek uit te voeren. En waar loopt ze met de kinderen
bij de voorbereiding al tegenaan.
De dagen erna komen er een aantal werkbladen op tafel die Kathleen
zelf gemaakt heeft. Je kunt natuurlijk allerlei spullen maken van een meter
lang en je kunt ook in de klas zoeken naar dingen van om en nabij de meter.
Maar ze ging ook met haar klas naar de kleutergroepen om te kijken welke
van de kinderen niet boven de meter uitkwamen... en dus door het zelfgemaakte
poortje konden lopen. En van haar eigen groep kon er maar één
enkele nog door het poortje. De meeste zijn ruim boven de meter, maar "hoe
doe je dat dan met de rest", was de laatste vraag die bleef liggen. Enkele
weken later heeft ze met haar groep een nieuw onderzoek opgezet met als
centrale vraag: "Hoe groot ben ik nou precies?" Daarbij hebben alle hokjes
van 1 centimeter op de lat een eigen opvolgend nummer gekregen, dus waren
sommige kinderen 117 en anderen 122. En als je daar dan die mooie gekleurde
lat bij kunt gebruiken, Kathleen...
In een latere praatronde vertelde een kind dat ze naar
EuroDisney was geweest. En dat er een bepaalde attractie was waar je 1.40m
voor moest zijn. De hele zaak herleefde. Die rekenonderzoeken doet Kathleen
al een aantal jaren met haar groep, ook toen ze in de 2de leefgroep werkte.
In haar plakboek waarin ze vele verslagen en werkbladen bewaart, kom ik
onderzoeksgegevens tegen over: tanden wisselen; hoe hoog kaatst een bal;
hoe lang slaap je; hoe zwaar weeg je; hebben cijfers een volgorde en wat
gebeurt er als je die verandert; hoe laat is het nu en hoe gaan de wijzers
van een klok; zelfgemaakte klokken met splitpennen; machientjes die verkleinen,
vergroten, verdubbelen, doormidden zagen; een doolhof waar in elke gang
iets met cijfers gebeurt; kalenderbladen; de maat van de zandbak en andere
tegelvlakken; zelf een meetlat maken en daar 3 voorwerpen mee meten; de
plattegrond van een zelfbedacht pretpark met attracties; wat doet een spiegel;
schoenmaten; hoe lang is jouw jas; wie heeft de langste sjaal; hoeveel
dagen telt een jaar en hoeveel zondagen; ik was op vakantie in een hoge
flat en wij woonden op H2,... een boek om van te smullen.
Als je met rekenverhalen van kinderen werkt en veel aandacht
besteedt aan eigen onderzoek, komt toch altijd de vraag van ouders of van
collega's naar boven: wat leren jouw kinderen nou? Zij die dit vragen zullen
vaak geen idee hebben wat voor acties kinderen moeten ondernemen om dit
soort onderzoeken met elkaar te doen; niemand zal toch denken dat dit van
een leien dakje loopt. Kinderen hebben klaar heel wat te leren en als ze
daarvoor openstaan kun je zien dat ze samen hard aan het werk gaan. Niet
zomaar wat spelen, neen, aan het werk. En dat moet je aan sommige mensen
wel eens uitleggen. Misschien letten die te sterk op direct navraagbare
kennis, zodat ze voor het groeiproces en het leren stellen van vragen niet
zoveel aandacht hebben. Dat vind ik dan nogal jammer. Maar gelukkig zijn
er anderen, die vinden dat als kinderen leren om zelf (samen) antwoorden
te vinden op echte vragen door op ontdekking uit te gaan, zij al erg veel
waardevols leren voor de rest van hun leven. Die grondhouding van "in mijn
school kan ik een antwoord vinden op vragen die voor mij echt bestaan"
beïnvloedt hun verdere ontwikkeling. Daar is Kathleen van overtuigd.
Volwassenen die met echte vragen aan komen zetten, willen graag serieus
genomen worden. Voor kinderen geldt dat net zo; serieuze zaken vragen om
respect en om voldoende tijd en gelegenheid om in het onderwijs van elke
dag aan bod te komen en behandeld te worden.
Bij de afsluiting van elk onderzoek wordt door Kathleen veel vragen gesteld.
Antwoorden moeten gekoppeld worden er er groeien nieuwe vragen. Het gemaakte
groepswerk wordt getoond en besproken en de vragen beantwoord. Doorleefde
ervaringen van vele jaren werken zitten samengebald in opdrachten waar
veel controle in zit en weinig tekst.
Op een onderwijsmarkt in Antwerpen vond ze voor 4.000 frank
een ijzeren kistje vol kaarten. 'Werkkaarten Rekentraining' heet het; behalve
werkkaarten over allerlei onderwerpen zitten er ook individuele vorderingskaarten
tussen. Kathleen gebruikt een aantal van die kaarten om het fichewerk van
de kinderen in wekelijkse blokken te organiseren. Want kinderen willen
ook graag laten zien, dat ze een aantal rijtjes sommen kunnen maken. En
de juf krijgt meteen informatie over de werkwijze en de individuele vorderingen
van kinderen. Ze kan haar instructie hierop aanpassen en bepaalde leerlingen
extra ondersteuning bieden.
Zoals ik al zei: geen gebrek aan vragen. Het is gewoon goed
opletten welke vragen kinderen aankunnen; hun spanningsboog is een stuk
korter dan jaren terug, vindt ze. Ze zijn ook veel sneller en vaker afgeleid
door van alles. Concentratie is maar gedurende korte tijd mogelijk. Wat
is er voor Kathleen zelf zo plezierig aan het werken met de rekenverhalen
en het zelf onderzoeken? Ze merkt dat haar kinderen zeer gemotiveerd bezig
zijn, echt gedreven en tegelijkertijd ervaart ze dat allerlei onderdelen
uit het hele rekengebied in een logische ordening aan bod komen. Problemen
worden opgesplitst in deelvragen, er moet veel en diep nagedacht worden
en ieder heeft een belangrijk stuk eigen inbreng. Kinderen worden ook door
andere kinderen gewaardeerd in de eigen wijze waarop ze aan de activiteiten
deelnemen. Voor sommige kinderen zijn tussenstapjes hard nodig en het is
fantastisch te ervaren dat kinderen elkaar soms die stapjes aanduiden.
Samen sta je sterk bij welke vraag dan ook. Want het is de bedoeling dat
iedereen het kan bijbenen en betrokken is op de kernvragen: "Wat
willen we nu eigenlijk weten?" en "Hoe vinden we het antwoord?"
Kinderen ervaren het fichewerk als erg prettig. Elk kind kan
naar eigen vermogen presteren zonder competitie. Prima! en tot slot, maar
niet het minst van belang, worden er van kinderen behoorlijke sociale vaardigheden
gevraagd: met elkaar overleggen; een ander iets duidelijk maken; vragen
formuleren; samenvatten en op schrift stellen; uitwerken en ter afsluiting
ook nog presenteren. En verder kritiek krijgen op je aanpak, moeilijke
vragen over je onderzoeksresultaten verwerken... maar de drang blijft.
"Een verruimde geest keert nooit terug tot zijn oorspronkelijke vorm,"
zegt ze met een glimlach.