De economie van het leerproces
De samenleving heeft de neiging alle te taxeren aan de hand van twee eenvoudige
vragen: Wat kost het? Wat brengt het op?
Ook het onderwijs moet zich tegenwoordig op deze kinderlijk naïeve
wijze legitimeren en het staat goed zulks niet in vraag te stellen want
uiteindelijk is de economie de motor van onze samenleving. Ik ga hier dan
ook niet in op de economisering van het onderwijs.
De overweging "Wat kost het en wat brengt het op?" met betrekking tot het
leerproces is op zich zo gek nog niet.
Uiteindelijk is dit precies de overweging die het kind van in de eerste
graad al dan niet bewust maakt.
Wat kost het?
Die
vraag lijkt me, wat het kind betreft, tamelijk eenvoudig te beantwoorden.
Het kind moet in de loop van het leerproces een aantal inspanningen leveren
die te maken hebben met discipline (opletten, luisteren, de serene leersfeer
respecteren), doelgericht bezig zijn (tekenen, lezen, rekenen, ...), het
functioneren in groep (klassenraad, groepswerk, opnemen van verantwoordelijkheden,
...). Die inspanningen worden samen met de bijbehorende vrijheidsberoving
aangevoeld als de kostprijs van het leerproces.
Wat brengt het op?
Tja,... Wàt eigenlijk? Toen ik op de schoolbanken zat, waren er
twee strekkingen. De ene stelde botweg dat het erom ging later veel geld
te verdienen. De andere wou het ietwat filosofischer voorstellen maar bedoelde
min of meer hetzelfde: "opdat je later iemand zou worden" (alsof leerlingen
nog niemand zijn). Hoe dan ook werd in beide gevallen "een goed werk" (een
vaste en zo mogelijk goed betaalde job) als kern van echt menselijk geluk
voorgesteld en dit kon enkel bereikt worden door zeggen schrijve twintig
jaar onafgebroken "je best doen" en "hard werken" (of wat het kind veelal
als zodanig ervaart). 20 Jaar!!!
Kunt u zich nog voor de geest halen welke voorstelling
zich bij het horen van dergelijke grootheid maakte? 3 jaar, dat ging nog
net: dan kwam je zowat ter hoogte van de planeet Pluto uit. Maar twintig
jaar... Het uitspreken alleen had al iets van een bijna-religieuze ervaring.
Toch dachten verstandige grote mensen - ouders en leerkrachten - dat ze
de kleine Karel wel van het belang van de school zouden kunnen overtuigen
door hem een goed werk voor te houden in ruil voor de mooiste jaren van
zijn leven.
Da's pas zen!
En naarmate in de loop der jaren steeds duidelijker werd
dat de in het vooruitzicht gestelde beloning noch inhoudelijk (een goeie
job...?) en helemaal al niet qua timing tot de verbeelding van ons pientere
Kareltje sprak, probeerden zijn ouders de motivatie wat op te krikken door
etappeprijzen te introduceren (een walkman of een nieuwe fiets voor een
goed rapport), hiermee de idee versterken dat al dat leren en de zogenaamde
intellectuele beloning eigenlijk geen fluit intrinsieke waarde hebben.
De materiële beloning is wat telt!
Ter vergelijking: Koen Raes ¹ stelt "(...) wie bepaalde
activiteiten nog slechts omwille van hun economische (ruil)waarde nastreeft,
ontwaardt daardoor de eventuele verdienstelijkheid van zijn handelen, juist
omdat hij ze slechts nastreeft omwille van standaarden die extern zijn
aan de praktijken waaruit noties van verdienstelijkheid en uitmuntendheid
hun betekenis putten."
De wereld verbreden in ruimte en tijd.
U
kan denken dat het verhaaltje hierboven karikaturaal bedoeld is, maar ik
vrees dat ook vandaag nog een groot deel van de kinderen met waanzinnige
argumenten tot leren "verleid" worden. De groteske dimensie komt pas goed
tot uiting wanneer geplaatst naast het uitgangspunt dat elk kind eigenlijk
zijn eigen motivatiesysteem in zich draagt en dat het volstaat dit te voeden.
Richard Anthone en Freddy Mortier ² zeggen hierover: "De opheffing
van vervreemding kan alleen worden opgevangen door een intrinsieke motivatie,
een motivatie die uit de aandrang van het kind zelf voortkomt en niet van
buitenaf is opgelegd in de vorm van dwang. Ervaringen van zinvolheid kan
men nu eenmaal niet afdwingen, net zoals men door verkrachting geen liefde
kan krijgen".
Daarom vertrekt Freinetonderwijs vanuit de eigen belevingswereld
van het kind. Enerzijds omdat de leerinhouden concreter, betekenisvoller
worden voor het kind. Maar vooral omdat de ontwikkeling van het kind een
proces is dat start met het kind dat de wereld bevraagt vanuit zijn natuurlijke
nieuwsgierigheid; de wereld antwoordt en vervolgens treedt bij het kind
een gevoel van bevrediging op, wat het dan weer aanzet om meer vragen te
stellen. In het begin levert dit proces bijna instant resultaten op. De
opbrengst is dus onmiddellijk zichtbaar (de materiële of ideële
producten van zijn inzet) en vooral voelbaar (de opwinding, de roes, de
kick van de intellectuele bevrediging). Naarmate de ontwikkeling vordert
wordt alles ingewikkelder en dus het proces (de cyclus) langer. Op die
manier leert het kind omgaan met uitstel van behoeftebevrediging van een
langer volgehouden inspanning, waarbij de ontlading en het gevoel van bevrediging
intenser worden. Zo leert het individu de wereld begrijpen, wordt zijn
wereld ruimtelijk groter en kan hij meestal ook grotere tijdsspannes beheersen.
Hij leert op natuurlijk wijze lange-termijn-denken - iets waartoe de meeste
mensen op dit ogenblik nauwelijks in staat zijn.
Patrick Cohen
¹ Koen Raes "Het Moeilijke
Ontmoeten, verhalen van alledaagse zedelijkheid", VUBPRESS 1997.
² Richard Anthone en Freddy Mortier "Socrates
Op De Speelplaats, filosoferen met kinderen in de praktijk", ACCO 1997.
Copyright ©
juni 1998.