Emotionele problemen bij kinderen
Freinet schreef zowat een halve eeuw terug zijn pedagogiek neer en werkte
aanvankelijk op het platteland, waar de klemtoon lag op de aanpassing aan
huis, kerk en staat.
Met wat voor kinderen had hij te maken, wat waren hun problemen en die
van hun ouders en de omgeving? Intuïtief en van horen zeggen is onze
hypothese dat kinderen vroeger angstiger, geremder en meer gesloten waren
en dat er - hoewel dit regelmatig wordt tegengesproken - nu meer gedragsstoornissen
van het agressieve type, hyperactiviteit, bizarre angsten en contactproblemen
voorkomen. Of zijn alle problemen van alle tijden? Over een mogelijke evolutie
in psychische problematiek over verschillende decennia heen is er weinig
terug te vinden. De zogenaamde epidemiologische onderzoeken zijn van vrij
recente datum. Uit deze epidemiologische onderzoeken (zie Hellinckx) kan
men de vaststelling overhouden dat leermoeilijkheden, gecombineerd met
familiale omstandigheden en ingrijpende gebeurtenissen een ongunstige voorspelling
kunnen opleveren voor latere psychische problemen bij kinderen. Gedragsstoornissen
zijn het meest hardnekkig. Bij neurotische en emotionele problematiek is
er vaak spontaan herstel.
In zijn essay La délinquance (1960) beschrijft
Freinet vooral de gedragsstoornissen. Hij vraagt zich af hoe die er komen
bij kinderen die nochtans in de beste omstandigheden opgroeien. Freinet
zoekt als oorzaken: de crisis rond het vaderlijk gezag en de teloorgang
van het familiale milieu. De reden waarom de autoriteit van de vader (*)
volgens hem geen kans meer maakt, is dat ze verworden is tot een formele
autoriteit die niet meer gegrond is in het proces van het gemeenschapsleven.
Door die inkapseling is ze verworden tot iets dat verzet en woede opwekt.
Freinet beschouwt gefundeerd gezag als een aanwezigheid, om te luisteren
naar klachten, crises te verhelpen, te vertegenwoordigen,... In zijn
Invariant nr. 4 heeft hij het over een ander soort autoriteit als hij schrijft:
"Geen enkel kind en geen enkele volwassene houdt ervan autoritair gecommandeerd
te worden." en in Invariant nr. 6 staat: "Het is de dwang die verlammend
werkt." Hij formuleert hier het verschil tussen soorten autoriteit. Het
is dit verschil dat hij o.i. belangrijk acht in het tot stand komen van
de gedragsstoornissen. Over de teloorgang van het familiale milieu spreekt
hij in vrij traditionele termen: het feit dat de huizen overdag leegstaan
doordat ouders gaan werken is hem een doorn in het oog. Hij spreekt zich
niet in morele termen uit over het werken zelf, maar constateert de effecten
van het lege huis op het kind: het lang op school moeten blijven, alleen
thuiskomen of rondhangen op straat omdat er niemand thuis is; het niet
opgevangen en opgevoed worden omdat iedereen 's avonds te moe is van het
werken. Daar voegt hij aan toe dat het uit elkaar vallen van het sociale
milieu rondom het gezin schadelijk is voor kinderen: de mensenconcentraties
in de sociale appartementsgebouwen, het lawaai, de intolerantie, het gebrek
aan ruimte, het gebrek aan interesse in het buurtleven door de volwassenen,
het gevaar op straat, de auto's, de intolerantie tegenover kinderen, enzovoort.
Tenslotte
laat hij niet na zich uit te spreken over film en televisie (computerspelen
bestonden nog niet). Het grootste gevaar van de televisie is volgens hem
dat jongeren een illusoir leven voorgespiegeld krijgen waarnaar ze verlangen,
en dat ze door het ondergaan van het beeld en door de identificatie ermee,
imaginair wraak kunnen nemen en/of kunnen (over)compenseren voor de tekorten
die ze bij zichzelf ervaren. Of er meer of minder emotionele dan wel gedragsproblemen
zijn, is niet duidelijk. Wel is het interessant om de bevindingen uit epidemiologische
onderzoeken en de veronderstellingen van Freinet in de actualiteit te overdenken,
voor alle kinderen, met of zonder migratie in hun geschiedenis. Want hoe
zit het met migrantenkinderen. Zij hebben veelal een negatief zelfbeeld,
bepaald door de frequente werkloosheid in de familie en door de taalproblemen.
er treedt een effect op van self fulfilling prophecy: als de school verwacht
dat zo'n kind het niet haalt, zal dat kind het niet halen. Een gespletenheid
treedt op: op school mogen zij niet zijn wat ze (willen) zijn. Ze krijgen
via symbolen, codes, lichaamstaal en woorden de boodschap dat stukken van
hen hier niet thuishoren. Uit bepaalde eisen en gewoonten op school vloeit
een loyaliteitscrisi voort. Dit kan leiden tot geldingsdrang en agressie
bij allochtone kinderen.
En de school?
Dat de school een (moraal, sociaal en emotioneel) steunpunt
kan zijn voor kinderen is een feit. Of dit in de Freinetscholen nog beter
moet, of dit nog beter kan en zo ja hoe, zijn een paar vragen die niet
in een, twee, drie te beantwoorden zijn.
In de institutionele psychiatrie (die in Frankrijk is
ontstaan naast institutionele pedagogiek, een aanvulling op de Freinetpedagogiek)
acht men het mogelijk tot constellaties te komen rond psychiatrische patienten:
welke mensen zijn voor welke belangrijk: in wie investeert men affectief?
Als er problemen zijn komt deze constellatie samen om te spreken met en
over de mens met een probleem. Is iets dergelijks mogelijk in een Freinetschool:
als er problemen zijn rond een bepaald kind, dat men komt tot een constellatie
- binnen de school?
Mileen Janssens en Jan Boddaert
(*) De "vader" kan hier o.i. gerust gelezen worden
als synoniem van de vaderlijke functie. Freinet leunt hier aan bij de psychoanalytische
traditie waar over de moeder en de vader gesproken wordt om te verwijzen
naar de respectievelijke, van elkaar verschillende, functies. De vaderlijke
functie kan ook door de moeder, de moederlijke functie door de vader, of
beiden mogelijk door iemand anders vertegenwoordigd worden.
Referenties:
Freinet, C. La santé mentale de l'enfant, 1982, Petite
Collection Maspéro.
Freinet, C. Pour l'école du peuple, 1969, PCM.
Hellinckx, W. Gedrags- en emotionele problemen bij kinderen,
1 en 2, 1992, Leuven: Garant
-
Een epidemiologisch onderzoek bij 6- tot 12-jarigen in Vlaanderen.
Beschrijving en screening van probleemgedrag 1998.
-
Prevalentie van probleemgedrag bij kleuters. Diverse aspecten
van probleemgedrag bij lagere schoolkinderen. Synthese van het prevalentie-onderzoek
in Vlaanderen, 1993.
Copyright ©
december 1998.