B. Wat is de actuele waarde van de Célestin
Freinet aanpak?
Er zijn te veel zaken veranderd opdat het model van de
"classe unique" op het platteland van 1920 nog zonder meer model zou kunnen
staan voor een hedendaagse pedagogische vernieuwing. De leerlingen zijn
niet dezelfden. Noch sociologisch door de ontwikkeling van de steden, noch
demografisch met de komst van nieuwe bevolkingsgroepen in de schoolwereld,
noch cultureel met het ontstaan van echte anti-schoolculturen bij zekere
groepen van leerlingen (een probleem dat ondenkbaar was in de tijd van
Freinet). Dit
alles wordt doortrokken met het pessimistisch en negatief beeld dat tal
van jongeren vandaag hebben van de onderwijswereld in het algemeen en dat
gevoed wordt vanuit de economische realiteit. Langs de zijde van het onderwijzend
personeel vonden er eveneens grote wijzigingen plaats. Het onderwijzend
personeel van vandaag heeft noch dezelfde cultuur, noch dezelfde kennis,
noch hetzelfde concept over het beroep dan de lichtingen van het onderwijzend
personeel die afstudeerden in de normaal-scholen van de jaren '20. Om al
die redenen zou een orthodoxe lezing van Freinets werk niet alleen van
weinig nut zijn om een oplossing te bieden voor de problemen die zich vandaag
op de scholen stellen, maar zou bovendien de ontwikkeling van alternatieve
vernieuwende praktijken in het complexe domein van de opvoeding in vele
opzichten kunnen remmen. Een "Freinet-orthodoxie" zou trouwen des te meer
paradoxaal zijn vermits Freinet zelf steeds en tot in zijn laatste werk
("De technieken van de moderne school" gepubliceerd in 1964) de nadruk
heeft gelegd op het belang van het rekening houden met de technologische
evoluties en de sociale veranderingen bij het uitwerken van een educatieve
houding. Het gaat erom het probleem niet te stellen in termen van "herhaling",
alsof alles wat Freinet heeft geschreven nog actueel is, maar wel om enerzijds
te bekijken hoe zijn houding ons uitnodigt tot permanent onderzoek en bevraging,
en anderzijds te onderzoeken waarin hij precies een voorloper was en dus
als referentie kan dienen voor het in rekening brengen van de actuele dimensies
van de opvoeding.
Sommige technieken zijn vandaag voorbijgestreefd, wat maar normaal
is. Het is evenwel vertrekkend van de nieuwe technologische objecten (bv.
Internet) dat de primordiale pedagogische vraag van de praktijk opnieuw
gesteld wordt. De aanpak van Freinet ondervraagt ons hier meer dan ooit
vanuit een globaal educatief concept, d.w.z. als permanent aanwezig onderdeel
van een algemene visie op mens en maatschappij. De technieken hebben slechts
zin binnen de filosofische context die hen ondersteunt. Men dient hen te
beschouwen als, zoals Freinet het uitdrukt, "des techniques de vie". In
tijden waarin de opleiding van onderwijzend personeel de nadruk legt op
professionaliteit, waarin de dictatuur van de didactiek heerst in de verschillende
disciplines en in tijden van vertechnisering van het beheer der scholen,
heeft het discours van Freinet wel degelijk een actuele waarde. Hij dwingt
om de opvoeding te situeren binnen thematieken die vandaag terug aan de
orde zijn: een ecologische visie (in de politieke zin van het woord) en
een etnische dimensie die essentieel is als antwoord op de huidige waardencrisis.
Zo verwijzen het coöperatief werk en de correspondentie naar het perspectief
van het burgerschap, waarbij de kind/burger van de school zich eveneens
als wereldburger ontwikkelt. De Freinettechnieken dienen gezien te worden
als praxis, waarbij een echte educatieve filosofie wordt ingesteld. Maar
de allergrootste moderniteit van Freinet ligt ongetwijfeld elders. Terwijl
de huidige pedagogische debatten heen en weer slingeren tussen het institutionele
(de standaard-aanpak) en het gedifferentieerde (met aandacht voor het individu
en het bijzondere), verzoent Freinet, ongetwijfeld als eerste, beide door
technische hulpmiddelen te ontwikkelen ter ondersteuning van de individuele
elementen die verband houden met de ontwikkeling van het verstand.
Tegenover een verstard concept dat hopeloos gericht is op een vernieuwingsvijandige
buiten-wereld toont Freinet ons actoren die zelf de zin van hun socialisatie
binnen de school verwekken (de coöperatieve klas); door contact met
anderen (correspondentie-klas) komen ze tot een diepere interpretatie.
Freinet geeft zijn "project van de kennis" dus wel degelijk vorm vanuit
een dynamische visie op die kennis, vertrekkend vanuit een soort sociaal
contract. De school was voor Freinet niet in de eerste plaats een plek
voor opleiding maar veel meer de plek voor een sociale ontwikkeling. Zo
wordt ze de omgeving voor de ontwikkeling van specifieke oriëntatie-
en waardesystemen die de groepsgedragingen en strategieën bepalen.
De actoren van de school ontwikkelen en definiëren de schoolwereld.
Zo is de school zoals Freinet ze in de praktijk brengt. In die zin is de
afwezigheid van migrantenkinderen binnen de "witte" Freinet-scholen (en/of
binnen de homogene groepen) een leemte in het dynamisch concept over de
kennis die hun leerlingen dienen te ontwikkelen. Freinetleerkrachten erkennen
de waarde van heterogene groepen, waarin verschillen in gevoelens, culturen,
persoonlijkheid, belangstelling, intelligentie en in lichamelijke mogelijkheden
aanwezig zijn. Dat biedt een veelheid aan ideeën en activiteiten.
Het geeft een gedifferentieerde kijk op personen en relaties. Door de grote
verschillen is de uitwisseling rijker en ervaren de leerlingen dat hetzelfde
resultaat langs verschillende wegen te bereiken is. "Diversiteit in een
groep is geen obstakel maar een goudmijn waar je didactisch munt uit kan
slaan..."