Als
dat zou kunnen
Opnieuw
las ik Als dat zou kunnen, (*) het boek van Blake Morrison over
de moord op de driejarige James Bulgar door twee jongens van tien jaar.
Wellicht herinnert u zich wel de op televisie getoonde springerige beelden
van de bewakingscamera van het winkelcentrum waarin het jongetje door de
twee tieners op sleeptouw werd genomen of dat ene gestolde, in de kranten
afgedrukte beeld van de kleuter die argeloos aan één van
de jongetjes de hand gegeven heeft. Een kleuter die zijn hand reikt naar
een ander: een gebaar van vertrouwen dat men niet beschamen mag.
De eerste lezing van het boek is mij niet meegevallen. Je hoeft niet over
een bijzonder groot inlevingsvermogen te beschikken om niet bij het - héél
fragmentarische, héél niet-sensationele - relaas van de wandeling
van vier kilometer naar de dood volstrekt van de kaart te zijn. Ook al
wordt het onbeschrijflijke over meer dan tweehonderd pagina's uitgespreid.
Ook al wordt het afgewisseld met jeugdherinneringen van de auteur en eigen
ervaringen als vader. Die laatste zijn overigens heel oprecht beschreven,
heel herkenbaar en eigenlijk ook weinig opbeurend, om er maar een paar
te noemen: de verlokking van opiaten om een kind "tijdelijk van de wereld
en van de vloer te krijgen"; de agressie die in je kan opwellen wanneer
het ingeslapen kind, dat net veilig in zijn bedje beland is, opnieuw huilend
wakker wordt (p.194-195). Waarom het verhaal aangrijpt, is omdat de kinderen
eigenlijk niet de hoofdpersoon zijn. In werkelijkheid, zo schrijft Morrison
(p.34) en ik geef hem gelijk - u moet het boek maar lezen -, gaat het over
de volwassenen.
Ik las het boek een tweede maal na het niet zo lang geleden voorval in
Schaarbeek waar een man dodelijk getroffen werd door een ijzeren staaf,
gegooid door een tiener, helaas allochtoon, de braafste zelfs van het groepje
jongeren waarmee de autochtonen in de clinch gegaan waren. Het was wellicht
de eerste ijzeren staaf die het jongetje naar iemand anders gooide.
Het overkomt je dan maar dat je meteen raak treft. Nu heeft Morrisons boek
mij ook aangegrepen omdat het (op p.88) bij mij een jeugdherinnering naar
boven bracht, één die in mijn leven tot een Schaarbeekse
tragedie had kunnen leiden, maar ik had geluk en het Schaarbeekse jongetje
niet.
Toen ik elf was, gooide ik ook, niet met een ijzeren staaf maar met grind
dat langs het traject van huis naar school door waterleidingswerken rijkelijk
voorhanden was, en niet naar mensen maar naar voorbijrijdende auto's. Ik
liep samen met een jongetje uit mijn straat naar school en van mij overwicht
op hem maakte ik gebruik om hem ertoe aan te porren ook met grind te gooien.
Zo maakten wij samen in onze rechterhand een grindbal, bestemd voor de
eerste wagen die voorbijkwam. Het gooien van grindballen naar rijdende
auto's valt niet mee, zo weet ik uit ervaring. De grindbal valt bij het
werpen uit elkaar en het moet wel bijzonder toevallig zijn dat snelheid
van de voorbijrijdende auto, afstand tot het trottoir en snelheid en richting
van de grindbal samenvallen om het uitwaaierende grind op de achterruit
van een wagen te doen terechtkomen. Maat met de laatste grindbal die wij
gooiden, lukte dat en ik zie nog de omkijkende chauffeur van de snelrijdende
auto die net niet tegen de huizenrij aan de overkant terechtkomt.
Ik was een brave jongen, een flinke leerling, kwam thuis niets tekort.
En toch had het met mij slecht kunnen aflopen. Met die wetenschap is er
weinig reden tot optimisme. Daarom denk ik dat het enige, bijzonder moeilijke
wat ons te doen staat is: steeds bezorgd te zijn, zonder bezorgd te zijn.
Ik willen zeggen: zorgzaam zijn, maar toch zonder ons door zorg en kommer
te laten overmannen. Als dat zou kunnen?
Bart De Temmerman
(*)
Blake Morrison, Als dat zou kunnen. Waarom werd James Bulgar vermoord?,
Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 1997. Nog verkrijgbaar in de boekhandel.
Copyright ©
april 1999.