Kleuters
op de speelplaats: de agressiviteit stijgt
Van
de speelplaats uit mijn kleutertijd herinner ik me het blinkende schuifafje,
de tegels met blauwe stippen waar je met gekruiste armen in de rij moest
staan en de volière van zuster Gabriëlla, waarin ik een keer
werd opgesloten omdat ik te veel babbelde. 'Gaat gij maar bij die andere
kwebbelaars zitten!' Voor de documentaire 'Récréations'
(1998) heeft de Franse regisseur Claire Simon haar camera neergezet op
een speelplaatsje van een Parijse school te midden van een stapeltje kleuters
tussen drie en zes. Omdat ze alleen maar heeft geregistreerd, zijn we commentaar
gaan vragen bij Julia Moons, medewerker van het Centrum voor Ervaringsgericht
Onderwijs van de K.U.Leuven.
Julia
Moons: Op zo'n speelplaats zie je nogal wat kinderen op mekaar
botsen en mekaar omverlopen. Dat is niet altijd agressie, dat is ook onhandigheid.
Kleuters leren bewegen op een speelplaats, en dat gebeurt met lopen,
vallen, en opstaan.
Als
men die kleuters agressief bezig ziet op de speelplaats, denkt men ook
algauw: dat hebben ze weer van de tv opgepikt. Maar vaak komt het doordat
ze uit een te kleine klas komen. Een kind dat de hele tijd stil heeft moeten
zitten, moet zich nadien kunnen uitleven. Kleuters hebben de bewegingsruimte
van de speelplaats broodnodig.
Ouders
denken algauw: de klas is het voornaamste want daar leert het kind uiteindelijk
lezen en schrijven, maar spelen en bewegen hoort ook bij hun ontwikkeling,
zo leren ze de motoriek aan die ze onder andere bij het schrijven
nodig hebben. De speelplaats is dus een belangrijke ruimte in die kindertijd.
Humo:
Hebben kleine kleuters al een territorium in die 'grote vlakte'?
Moons:
O ja. Kinderen van tweeëneenhalf hebben meestal angst voor die grote
plaats vol 'wilde' kinderen en je ziet die dus vaak tegen een muurtje of
in een hoekje staan. Dat lijkt zielig, maat dat is wel hún veilige
plekje. Nog veiliger is het natuurlijk als je heel de tijd achter de juf
of de meester gaat lopen om hun hand vast te houden. Het is zo'n beetje
als de rand vasthouden van het zwembad, dat duurt een tijdje eer een beginnend
zwemmer dat durft los te laten.
Humo:
Waarom spelen kleuters zo graag tikkertje?
Moons:
Omdat ze daarvan houden, van dat simpele ik-loop-weg-en-jij-pakt-mij.
Ze houden van dat lopen, dat doorkruisen van die ruimte, dat vangen van
dat andere kind, of dat zelf op de loop gaan voor andere kinderen. En ze
houden ook van de herhaling ervan. Dat altijd opnieuw beginnen, dat altijd
weer op de loop gaan, sommige kleuters kunnen niet genoeg krijgen van die
motorische oefening. Net zoals met verstoppertje, dat is altijd hetzelfde:
ik stop mij weg en jij moet mij zoeken. Dat kunnen ze ook spelen zonder
ophouden.
Humo:
Op een speelplaats zie je ook meteen de leidertjes die een kleine aanhang
hebben verworven.
Moons:
Ja, en die leiderstypes uit verschillende klasjes zoeken mekaar op, die
organiseren zich. Dat gaat heel spontaan: zonder iets te zeggen, vinden
die mekaar. En ineens gaan ze dan iets ondernemen: we gaan die zijn muts
afpakken. En dan pakken ze een kind zijn muts af, lopen naar een onschuldig
kind en zeggen: 'Gooi die muts over dat muurtje', en dat kind doet dat.
En dan komt het slachtoffer aangelopen en geeft dat 'onschuldige' kind
een duw, en dàt heeft de juf dan gezien. Die leidertjes zijn intussen
al lang verdwenen. Die hebben alles op touw gezet, maar die ontlopen de
straf. Heel subtiel, heel clever allemaal.
Humo:
En zijn dat nu de kinderen de later de Stoute Dingen gaan doen?
Moons:
Kijk, ze moeten leren dat ze geen mutsen mogen afpakken, en dat ze niemand
mogen pesten of pijn doen, maar anderzijds is er te veel oog voor 'ocharme
dat kind met dat mutsje' en te weinig oog voor het talent bij die 'bendeleidertjes'.
Men ziet dat alleen maar negatief, men ziet niet dat die kinderen aan het
experimenteren zijn, dat ze een talent hebben om een groep te organiseren,
dat het leiders zijn die later initiatief kunnen nemen. En dat kan nadelige
gevolgen hebben voor het kind. In denk dat er minder agressie op de speelplaats
zou zijn als die kinderen ook positief zouden worden aangesproken.
Maar ja, dat vraagt een mentaliteitsverandering van die hele groep leerkrachten:
ze mogen niet langer alleen controlerend en bestraffend op de speelplaats
rondlopen.
Humo:
Op een speelplaats heb je ook de loners, de stille verzamelaartjes
van stenen en kroonkurken.
Moons:
Ja, en dat zijn vaak kinderen die niet in die grote groep gewild zijn.
Die zoeken dan hun eigen bezigheid. Ze lopen precies 'verloren' rond, maar
dat is niet altijd zo. Als ze stenen oprapen, dan hebben ze aandacht voor
die stenen, dan zijn ze daarmee bezig. Maar ook daar wordt vaak negatief
op gereageerd, zo van: 'Bah, vies! Gooi dat maar in de vuilnisbak!'
In godsnaam!
Dat kind is ook maar aan het leren. Dat wordt later misschien een volwassene
die van niets iets kan maken, ook dat initiatief moet dus aangemoedigd
worden. Maar ja, stenen passen dikwijls niet in Het Thema van de
leerkracht hé. Het vraagt wat soepelheid om af te stappen van de
eikels en de herfstbladeren.
jh
Copyright
©
15 februari 2000.