Geweldloze
opvoeding op school (3)
Gelijkwaardigheidsmodel
Geweldloosheid
versus geweld: (1) Meerdere-mindere
Er
zijn twee verschillende manieren waarop mensen met elkaar omgaan. Enerzijds
is er de wijdverspreide Meerdere-mindere (afgekort: M-m)
omgangswijze. Dan probeert men de beste te zijn, de winnaar te worden,
boven de ander(en) uit te steken, gelijk te halen. We zijn dit systeem
erg goed gewoon, en we hebben vaak de indruk dat het niet anders kan. Maar
niemand krijgt graag ongelijk, is graag de verliezer, of komt graag in
de mindere-positie terecht. Dan komen er problemen: geweld ontwikkelt zich.
Het belangrijkste geweldmechanisme daarbij is datgene waarin ieder zich
om beurten in de M-positie probeert te plaatsen om uit de m-positie te
geraken. Dit is: ruzie, oorlog. We m vinden dit mechanisme terug zowel
bij kinderen onderling, tussen volwassenen onder elkaar, tussen volwassenen
en kinderen, tussen volkeren.
In de loop van de opvoeding probeert men meestal aan kinderen aan te leren
om zich in een conflict enkel te beperken tot de z.g. onzichtbare fase:
woorden en non-verbale taal. Maar we zien anderzijds dat de volwassenen
zélf, als hun emoties te hoog oplopen of als ze b.v. onder invloed
zijn, toch regelmatig in de zichtbare fase terechtkomen, d.w.z.
vechten met elkaar, met of zonder behulp van voorwerpen, die aldus tot
wapens worden omgevormd.
Zowel in de opvoeding als algemeen in de maatschappij beeldt men zich in
dat men geweld vermijdt, of tenminste beperkt, door niet in de zichtbare
fase verzeild te geraken. Dit noemt men dan: zich "beschaafd" gedragen.
Maar die zogenaamde "beschaafde" manier is niet beschaafder dan de zichtbare.
Ze gebruikt evengoed het M-m systeem. Ze maakt evengoed gebruik van het
feit dat men, om zich zelf beter te voelen, een ander zich slecht doet
voelen. En deze onzichtbare wijze is niet noodzakelijk minder pijnlijk
dan de zichtbare. Denk b.v. aan het negeren. Dit is één van
de ergste manieren om iemand te "straffen" door hem/haar tot mindere te
maken. In héél wat traditionele Afrikaanse samenlevingen
is negeren een machtig middel om iemand efficiënt te sanctioneren.
Maar negeren komt evenzeer heel frequent voor in partnerrelaties of gezinssituaties
hier bij ons.
Zo zien we dat het M-m model aan de basis ligt van de geweldsescalatie,
de geweldspiraal.
Geweldloosheid
versus geweld: het Gelijkwaardigheidsmodel
Wat
daartegenover staat is het Gelijkwaardigheidsmodel. Daar maken we
ook af en toe gebruik van, maar wel veel minder vaak. We bieden dit model
van de Gelijkwaardigheid ook veel minder aan onze kinderen aan. De gevolgen
hiervan zijn al vrij vroeg op te merken bij kleuters. Zo zijn er reeds
duidelijke verschillen op te merken tussen kleuters van de eerste en van
de derde kleuterklas. Deze van de eerste kleuterklas doen nog spontaan
bepaalde zaken die in het Gelijkwaardigheidsmodel passen. Bij kleuters
van de derde kleuterklas zijn een aantal van die gedragingen echter reeds
vervangen door Meerdere-mindere. Die kleuters zijn al voor een stuk "omgevormd"
tot het M-m model. Ze gebruiken de instrumenten ervan die hen door ons
weren aangeboden, namelijk argumenten. Met argumenten bedoelen we
alle mogelijke middelen die men kan aanwenden om zichzelf in de Meerdere-positie
te plaatsen, en (dus) de ander in de mindere.
In het Gelijkwaardigheidsmodel maakt men daarentegen gebruik van funderingen.
Kleuters van de derde kleuterklas maken dus al veel meer gebruik van argumenten
en minder van funderingen, dan die van de eerste kleuterklas. Een voorbeeld:
een kleuter weigert iets te doen en we vragen hem waarom. Op drie jaar
is er nog veel kans dat hij de ware reden hiervoor opgeeft (de fundering),
nl. "Ik kan dat niet goed" (= "Ik heb het gevoel dat ik dat niet
goed kan.") Op zes jaar antwoordt hij waarschijnlijk al met een argument,
omdat hij ondertussen al geleerd heeft dat als hij ons (rechtuit) zijn
funderingen verklapt, wij deze dan meestal niet echt beluisteren, er niet
bij stilstaan, ze niet respecteren. Dan zegt hij iets zoals "Ik ben
hier nog niet mee klaar" of "Ik moet mijn handen nog wassen".
Hij weet ondertussen immers reeds dat er veel meer kans bestaat dat we
naar dergelijke argumenten luisteren, en dus dat hij zijn zin krijgt.
Het
puntensysteem
Soms
lijkt het model van de Gelijkwaardigheid ons een utopie. Hoe kunnen we
dit model in de school waarmaken? Neem bijvoorbeeld het puntensysteem.
Dit lijkt ons vanzelfsprekend deel te moeten uitmaken van het M-m systeem.
Nochtans kan het ook op een Gelijkwaardige wijze aangewend worden. Zowel
leerkrachten als ouders, en als gevolg daarvan natuurlijk ook kinderen
onder mekaar, beschouwen en gebruiken het puntensysteem meestal op een
M-m wijze.
Men heeft punten op een bepaald ogenblik willen vervangen door letters
of schema's, om uit die M-m mentaliteit te komen. Maar dat veranderde niet
veel, want die letters en schema's bleven helaas op een M-m manier geïnterpreteerd
worden. Men moet niet alleen de middelen wijzigen, maar ook de mentaliteit
die eronder zit. En vooreerst onze eigen mentaliteit om met punten,
of met eender welke ersatzvorm ervan, om te gaan. De M-m manier om met
punten om te gaan is: kinderen ermee ten opzichte van elkaar vergelijken.
Men zegt bijvoorbeeld aan een kind: "Hoe komt het dat jij zo'n slechte
punten hebt?! Tom kan wél een tien halen! Waarom jij dan niet?!"
Men beoordeelt dat een kind "een goeie" is, omdat hij (zij) de beste is.
Puntensysteem:
gelijkwaardig?
Hoe
kunnen we met het puntensysteem op een andere manier, op een Gelijkwaardige
manier, omgaan? Waartoe dienen eigenlijk punten? Ze zijn één
van de middelen om te zien of het kind de materie kent, of het kind volgt.
Op die manier kan een nul op tien een aanduiding zijn dat het kind die
materie niet begrijpt. Als er "slechte" punten - beter gezegd: "lage" punten
- zijn, dan moet men zich best niet kwaad maken - wat eigenlijk een emotie
is die onze bezorgdheid, ons verdriet of onze onmacht verbergt. Men moet
het kind best niet straffen, of vergeldingsmaatregelen nemen. Op die manier
plaatst men zich immers in een Meerdere-positie tegenover het kind. Zeker
als het kind hard gewerkt heeft, als het niet weet hoe hij of zij hogere
punten kan halen, als het dat niet kan.
De Gelijkwaardige aanpak daarentegen gaat ervan uit om zich af te vragen,
om proberen te begrijpen - en liefst samen met het kind - waarom
die lage punten er zijn, en om daar ook voor open te staan, daar naar te
luisteren. En niet alleen bij het kind moeten de redenen gezocht worden,
nl. dat hij/zij langer zou moeten kunnen studeren, of op een andere manier...
Maar evenzeer bij de volwassenen, of in de structuren, b.v. dat het kind
niet voldoende mogelijkheid tot beweging krijgt, of dat de uitleg niet
aangepast is aan het kind.
Een kind kan gedrag vertonen waar we het moeilijk mee hebben, waar we afkeurend
tegenover staan en/of dat we zouden willen veranderen,... We kunnen dan
vragen stellen en luisteren naar de redenen voor dat gedrag. Maar dat hoeft
niet automatisch te betekenen dat we met al die redenen, met het gedrag/het
standpunt van het kind en met al wat hij/zij zegt akkoord moeten gaan.
En dat is nu net vaak hét knelpunt. Dikwijls immers geraken we erdoor
geblokkeerd: we luisteren niet naar de redenen van het kind, omdat we bang
zijn dat het dan zou overkomen alsof we meteen akkoord gaan met zijn/haar
standpunt, alsof we zijn/haar gedrag zomaar passief zullen laten gedijen,
dat we er ons bij neerleggen.
Gelijkwaardigheid betekent inderdaad niet alleen dat we enerzijds met eerbied
luisteren naar het kind, maar anderzijds ook dat wij zo duidelijk mogelijk
de funderingen van ons standpunt proberen over te brengen aan het
kind, dat we uitleggen waarom wij het moeilijk hebben bijvoorbeeld
met het feit dat hij/zij lage punten heeft op zijn/haar rapport. Hierbij
zullen we moeten letten op onze communicatievormen (vnl. woordgebruik,
stemvolume, intonatie, mimiek, blik, gebaren) om werkelijk verklarend,
en niet verwijtend of de-les-spellend over te komen (zie verder: communicatie).
Geweldloze
oplossing zoeken
Door
zo te handelen zijn we het Gelijkwaardigheidsmodel aan het uitwerken, d.w.z.
dat we de funderingen aan het achterhalen en aan het uitdrukken
zijn, die aan de basis liggen van de twee standpunten. De twee tegenover
elkaar staande, contradictorische standpunten in dit geval zijn de volgende.
De volwassene: "Ik wil dat je hogere punten hebt op je rapport";
het kind: "Ik heb lage punten op mijn rapport". Meestal staat dit
nièt gelijk met: "Ik wil lage punten hebben op mijn rapport".
Te vlug interpreteren we als het kind geen hoge punten heeft, dat hij of
zij geen moeite doet. Alweer een Meerdere-symptoom. Het uitwisselen van
de funderingen is een fase in het proces naar een geweldloze oplossing.
Zo zijn er twee van elkaar onafhankelijke fasen: eerst is er een fase van
uitwisseling van funderingen. Pas daarna is er een tweede fase waarbij
een oplossing gezocht kan worden.
Punten zijn gemaakt om te kunnen vergelijken. De Meerdere-mindere manier
is diegene waarbij men vergelijkt tussen kinderen onderling, ten
koste van kinderen, tegen kinderen, terwijl de Gelijkwaardige diegene is
waarbij men een kind vergelijkt met zichzelf, in de tijd, bijvoorbeeld
met voorheen.
Eigenlijk voelt de volwassene (ouder of leerkracht) zich in de mindere-positie
geplaatst door de nul van het kind: de ouder heeft angst dat het kind niet
zal slagen in zijn studies, de leerkracht heeft een gevoel van mislukking.
Dat is de reden waarom de volwassene zich daarna in de Meerdere-positie
plaatst, is het niet ten opzichte van het kind (via boosheid of straf),
dan desnoods tegenover een andere volwassene. Zo bijvoorbeeld bekritiseert
de ouder de leerkracht: "Hoe is dat mogelijk?! Geeft die daarvoor een
nul?!! Wat is dàt voor een leerkracht!!". Of de leerkracht geeft
de ouder(s) de schuld: "Die ouders houden zich niet bezig met dat kind.
Mensen die zó willen leven, zouden geen kinderen moeten hebben.
Dat zijn slechte ouders." In die gevallen plaatst men zich in een Meerdere-positie
om uit een mindere-positie te komen, of om er niet in te vallen. Als dit
tegenover het kind gebeurt, komen we tot een (gewelds)escalatie;
tegenover een andere volwassene is het een (gewelds)keten (in deze
keten wordt een derde partij betrokken als gezochte mindere).
Waarom?
Als
we het Gelijkwaardigheidsmodel aan een kind willen aanbieden, moeten we
dus in zijn of haar aanwezigheid een andere volwassene niet in een mindere-positie
plaatsen. Als die andere persoon een ander standpunt heeft, dan moeten
we dat standpunt niet als minder goed voorstellen, als verkeerd, maar eerder
als verschillend, iets waar wij niet mee akkoord gaan, iets dat wij zelf
niet zouden doen. Bijvoorbeeld als een ouder en een leerkracht, of twee
leerkrachten, een verschillende mening hebben over hoeveel punten ze voor
een taak zouden geven. De eerste vindt dat die taak vijf op tien verdient,
de tweede nul op tien. Dan klinkt een Meerdere-mindere denkwijze en -taal
als volgt: "Dat is nu toch overdreven, dat klopt toch niet! Dat is geen
manier van punten geven! Die kan geen punten geven!". Een Gelijkwaardige
manier van denken en spreken zou bijvoorbeeld luiden: "Ik denk niet
dat ik daar tien punten voor zou aftrekken. Maar dat is zijn manier van
punten geven."
Het belangrijkste is uiteindelijk dat het kind begrepen heeft waarom het
zo weinig punten heeft gekregen. En dat het ook begrijpt hoe het eigenlijk
moest. Als dat in orde is, dan zijn de punten niet meer belangrijk, dan
is het probleem voorbij. Punten zijn alleen een signaal om te gaan zoeken
wat er fout is en waarom. Punten zijn alleen een middel, ze zijn geen doel
op zich. Met het Meerdere-mindere systeem worden ze echter een streefdoel
op zichzelf. En leerlingen, maar ook ouders en zelfs leerkrachten, vergeten
vaak wat het eigenlijke doel is dat door middel van de punten wordt nagestreefd,
namelijk de materie te begrijpen en te kennen, en te houden van begrips-
en kennisverwerving. Deze eigenlijke doelstelling gaat jammer genoeg vaak
teloor en wordt zelfs tegengewerkt, om niet te zeggen verpulverd, door
de Meerdere-mindere aanpak van het puntensysteem.
Als lage punten "slechte" punten worden, als ze bekrachtigd worden door
spot, boosheid en straffen, dan voelt het kind zich in een mindere-positie
geplaatst, met de volwassene(n) in de Meerdere-positie, alsook de medeleerlingen
die hogere punten hebben. Dan zijn de punten niet alleen geen signaal meer
voor wat ze eigenlijk tot doel hebben, maar zijn ze ook een vernietigend
wapen geworden.
Straffen
Ondertussen
is het woord "straffen" gevallen. Een kind wordt vaak gestraft als het
zich niet gedraagt zoals de volwassenen dat willen, als het niet doet wat
de volwassenen van hem/haar vragen. Dit is één van de klassiekers
van het Meerdere-mindere systeem. In de Gelijkwaardigheid staat daar tegenover
dat men kinderen, en natuurlijk ook volwassenen, de gevolgen van hun daden
laat dragen.
Het onderscheid tussen enerzijds het ondergaan van een straf en anderzijds
het dragen van het gevolg van een eigen daad is tweevoudig:
-
Wat
de inhoud betreft: het gevolg van een daad is het logisch
gevolg van die daad, terwijl de straf héél vaak niets meer
met de daad zelf te maken heeft, er geen enkel verband mee heeft.
-
Wat
de communicatie betreft: bij een straf komt de boodschap slechts van één
kant, wordt deze opgelegd aan de ander. En de woorden, het stemvolume,
de intonatie, enz. zijn daarenboven meestal vernederend, afbrekend, dreigend.
Daarentegen wordt in de Gelijkwaardigheid het logisch te dragen gevolg
van de daad voorgesteld, uitgelegd of in overleg bepaald. En de woorden
en andere communicatievormen zijn in overeenstemming daarmee. Het verband
tussen daad en te dragen gevolg is ook duidelijk voor de betrokkene.
Maar het grootste onderscheid ligt in wat men bereikt met beide. Met straffen
immers bekomt men dat kinderen, en de volwassenen die er later uit opgroeien,
zich op een "aanvaardbare" manier gaan gedragen, omdat ze bang zijn voor
de reactie van de autoriteit, omdat ze bang zijn voor vergeldingsacties,
eigenlijk dus uit eigenbelang. En dit is vanzelfsprekend vooral het geval
voor zover ze kunnen betrapt worden, als de autoriteit aanwezig is, als
ze gecontroleerd (kunnen) worden.
Met het leren dragen van de gevolgen van de eigen daden, o.m. meeleven
met pijn of verdriet van anderen, leert men zich verantwoordelijk en sociaal
te voelen en te gedragen, omdat men de zin ervan inziet. Men gedraagt zich
zo uit verantwoordelijkheidszin. Ook zonder dat men autoriteit of controle
in de buurt weet.
Soms is een "straf" weliswaar wèl het logisch gevolg van de verrichte
daad, bijvoorbeeld als een kind iets op de grond heeft gegooid, het verplicht
(gevraagd) wordt het op te rapen; of als het een fout geschreven heeft:
de verbetering tienmaal herschrijven. In zulke gevallen kan die "straf"
zonder problemen door het kind dan wel als het logisch gevolg van zijn
daad aanvaard worden, tenminste als hij of zij uitleg daarrond krijgt,
op een duidelijke en gelijkwaardige manier. Dan voelt het kind die "straf"
als rechtvaardig aan. Maar eigenlijk... is het dan geen "straf" meer.
Communicatie
In
verband met het onderscheid tussen straf en het dragen van het logisch
gevolg van de eigen daad, werd het begrip communicatie aangeraakt. De communicatie
is een zéér belangrijk element waarmee we een kind hetzij
in de mindere-positie, hetzij in de Gelijkwaardige positie kunnen plaatsen.
Zo bijvoorbeeld kan een simpele vraag zoals "Wat ben je daar aan het
doen?" alleen al maar door de intonatie te vervormen een totaal andere
boodschap overbrengen. Als die vriendelijk, zacht en met een licht opstijgende
intonatie wordt uitgedrukt, klinkt ze geïnteresseerd, gelijkwaardig.
Als ze luid, met harde gelaatstrekken en blik er wordt uitgegooid, dan
klinkt ze aanvallend en verwijtend. Dan drukt ze het kind in een mindere-positie.
En dit des te meer als het kind niet het gevoel of het besef heeft dat
het iets verkeerds aan het doen is. Dan is deze vraag geen vraag meer.
Gebeurt dit met een tiener, dan is er veel kans dat die tiener daar zelf
agressief op reageert, dit betekent zich op zijn/haar beurt in een Meerdere-positie
plaatst, om uit de mindere-positie te komen waarin de volwassene hem of
haar heeft geplaatst (= een stuk escalatie). Dit gebeurt gemakkelijker
bij een tiener dan bij een kind, omdat de tiener al langer door volwassenen
in mindere-posities wordt geplaatst, en zo bij hem of haar de drang om
eruit te komen tegenover volwassenen al sterker is geworden. Ook voelt
de tiener zich minder afhankelijk van de ouders dan het kind, en kan hij/zij
daardoor meer machtsmiddelen ontwikkelen. Soms kunnen we zo'n agressieve
reactie ook meemaken met nog vrij jonge kinderen. Dit komt dan doordat
die kinderen, omwille van hun familiale of sociale situatie, zich ook al
héél veel in de mindere-positie gedrukt gevoeld hebben door
volwassenen. Als een kind of tiener op een dergelijke agressieve wijze
reageert op een vraag van ons, dan zouden we ons dus niet moeten verdedigen
door te zeggen: "Wat reageert dat kind agressief, terwijl ik hem alleen
maar een vraag stel!". Want het was geen vraag meer.
Pat
Patfoort
(1)
Meer
hierover in "Ik wil, jij wilt niet. Geweldloos opvoeden.", van Pat Patfoort
(uitg. Bakermat - BDJ - Jeugd & Vrede, Mechelen-Brussel, 1995); te
bestellen via Forum voor Vredesactie ( forum@vredesactie.ngonet.be
).
Copyright
©
november 1998.