Ooit,
lang geleden, rees het besef in de geest des mensen dat het doorgeven van
informatie belangrijk was. Voor zijn eigen overleven, voor het voortbestaan
van de stam was het levensnoodzakelijk om bijvoorbeeld de kennis en kunde
van het vuur maken te onthouden en door te geven van vader op zoon, van
generatie op generatie. Volstond het oorspronkelijk om deze techniek mondeling
door te geven, voor complexere informatie ontstond de behoefte aan andere
manieren van het doorgeven van informatie, aan andere informatiedragers.
Kon de wijsheid en het mysterie van het vuur maken nog gevat worden in
verhalen, liederen en sagen, de koopman die vanuit het Venetië van
het Noorden een lading graan verstuurde naar Genua, wou toch wel dat er
bij die lading graan een lijst stak met daarop datgene wat hij verstuurde
en - voor hem zeer belangrijke - wat hem dat waard was. Het bijhouden en
doorgeven van informatie werd op voorwerpen (dragers) vastgelegd: kleitabletten,
papyrus, perkament, papier. Uiteraard had dit invloed op de inhoud zelf
en op de manier waarop er werd mee omgesprongen: reeds in de zevende eeuw
voor Christus vinden we sporen van de bibliotheek van ene koning Assurbanipal
en wat is een bibliotheek anders dan een systeem om informatie op een systematische
- en dus overzichtelijke - manier bij te houden en te ordenen. Het bijhouden
en ordenen van informatie genereert dan nieuwe inzichten, die op hun beurt
weer nieuwe informatie voortbrengen. Op een van de kleitabletten van die
bibliotheek is het volgende te lezen: "Dit tablet behoort toe aan het paleis
van Assurbanipal, koning van het universum, koning van Assyrië (...)
Ik heb tabletten verzameld in mijn paleis om ze te lezen en om ze me te
laten voorlezen... Wie dit tablet zou ontvreemden of zijn naam er naast
de mijne zou opschrijven - moge de goden Assur en Ninlil zijn naam en zijn
nakomelingen vernietigen." Met andere woorden: informatie was toen al macht
en wie de informatie beheerst, overheerst de anderen die over de informatie
die beschikken. De burgemeester, de pastoor en de onderwijzer waren een
drie-eenheid die niet de wijsheid in pacht hadden, maar wel de informatie
monopoliseerden.
Een
toenemende behoefte aan systematisering van de informatie en een voortschrijdende
mechanisering van de samenleving laat in de 20ste eeuw een enorme sprong
toe in de evolutie van informatie- en communicatietechnologieën. De
uitvinding van de computer is een logische voortzetting van een eeuwenlange
ontwikkeling van onze westerse wetenschap, die op haar beurt schatplichtig
is aan de oude Arabische en Grieks-Latijnse werelden. En ook dit heeft
zijn gevolgen: was de informatie vroeger plaats- en tijdgebonden (de kennis
van het vuur maken werd enkel binnen de stam verspreid), de mogelijkheden
van de informatica zorgen ervoor dat informatie wereldwijd beschikbaar
is, dat informatie in feite slechts ontstaat doordat iemand ergens deze
opvraagt en wereldwijd verbindingen legt, die weer nieuwe informatie doet
ontstaan, die weer door iemand anders ergens (plaats en tijd doen er niet
meer toe) kan geconsulteerd worden. De inhoud van de informatie is in onze
20ste eeuw zo complex geworden dat er behoefte ontstond aan een technologie
om deze te verwerven en te verwerken; tegelijkertijd evolueerde de ontwikkeling
van de technologie in die mate dat zij de middelen kon verschaffen om tegemoet
te komen aan de vraag. Een nieuwe technologie ontstaat pas en slaat pas
aan als er daar op een of andere manier behoefte aan is in de samenleving:
gemotoriseerd vervoer bijvoorbeeld ontstond op het ogenblik dat er behoefte
was aan verplaatsingen van goederen over een grote afstand en dit op een
moment dat de mechanisering ver genoeg gevorderd was om een motor het licht
te laten zien.
"Nu de personal computer massaal wordt gebruikt, wordt hij toch passief
gebruikt. En toch is juist het actieve gebruik fundamenteel: het spel met
de geest, de machine overtroeven. In het begin legde ik mij er op toe te
begrijpen hoe het beest in elkaar stak. Later ben ik dan, naarmate de pc
verder evolueerde, op zoek gegaan naar de spiritualiteit van de machine.
Dat heb ik ook in De Slinger van Foucault geschreven: de computer
is het meest spirituele, meest vergeestelijkte instrument dat bestaat.
Alle andere instrumenten voor het schrijven, van de steen tot de pen, zijn
tussenschakels die opdoemen tussen je geest en de tekst die je schrijft.
Met de computer heb je die weerstand van het materiaal niet meer." (Umberto
Eco, in La Repubblica).
Copyright ©                    
juni  1997