Het pedagogisch erfgoed van Célestin Freinet.
Sinds enige tijd vergadert een nieuwe werkgroep maandelijks op het
Pedagogisch Centrum: de Werkgroep Freinet-achtergronden, die zich intussen
verschuilt achter de roepnaam "Werkgroep Invarianten". Elke ouder die de
school beschouwt als méér dan het gebouw waar hij dagelijks
zijn kind afzet, hoort thuis bij deze werkgroep en is welkom op de eerstvolgende
vergadering.
De groep bestudeert de pedagogische nalatenschap van Célestin Freinet
en zoekt antwoorden op vragen als: verloopt het Gentse Freinet-onderwijs
100% volgens Freinet? Wordt in Freinets drie-eenheid van wetenschappelijke,
kunstzinnige en ambachtelijke vorming het laatste aspect niet stiefmoederlijk
behandeld? Hoe krijgen onze leerkrachten een voldoend diepgaande Freinetopleiding?
ligt er in de komende cybermaatschappij nog een toekomst open voor Freinet?
Naast groepsstandpunten komen in de werkgroep ook persoonlijke stellingnames
aan bod. Bij wijze van voorproefje publiceren wij hier de allerindividueelste
expressie van een groepslid over de principes van Freinet i.v.m. arbeid
en straf. In dit artikel waagt de auteur het om Freinet op één
lijn te plaatsen met... de grote Franse utopisten van de 19° eeuw!
Beschouwingen
over de variabiliteit der invarianten
Op oudere leeftijd formuleerde Célestin Freinet een reeks stellingen
die hij 'pedagogische invarianten' noemde. Zij vertolkten zijn inzichten
over de leerbereidheid van het kind en de voorwaarden waaronder een onderwijzer
daarop dient in te spelen. Het is echter duidelijk dat deze axioma's geformuleerd
werden in een welbepaalde culturele context en binnen een welbepaald tijdskader.
Zij voor-onderstellen een specifieke manier van instructie, die zeker geen
'natuurlijke' leermethode is, integendeel: het is een leermethode waarbij
een onderwijzer de taak toegewezen krijgt kinderen bij het leerproces te
begeleiden. Niet elke cultuur beschikt over een economisch surplus dat
toelaat een lid van de gemeenschap vrij te stellen voor dergelijke taak.
Het weze dus duidelijk dat Freinets 'invarianten' niet zo invariabel zijn
als hij ze wil laten uitschijnen. Polynesische volkeren bv. zouden
bij bepaalde van zijn stellingen slechts weinig baat vinden, andere stellingen
hebben evenwel een meer universele waarde. Deze antropologische uitweiding
citeer ik hier slechts om de impact van het cultureel kader op de pedagogische
opvattingen aan te tonen, en tevens aan te zetten tot een analoog kritische
benadering van de invarianten via het tijdskader.
Meer in het bijzonder dienen de invarianten over spel versus arbeid
in het leerproces, net als invarianten rondom straf, gesitueerd te worden
in Freinets culturele context anno 1930. Een maatschappij waarvan de opvattingen
over arbeid wortelen in een nog negentiende-eeuwse tijdsgeest. Een maatschappij
die arbeid beschouwt als een produktiefactor, gewikkeld in een strijd met
die andere produktiefactor, kapitaal. Een West-Europese context onmiskenbaar
ook vol restanten van religieuze dogma's en morele opvattingen over schaamte,
schuld en boete.
'Arbeid adelt' is een slogan die nu wat grotesk overkomt, maar die
in Freinets tijd vol ernst werd gepropageerd. Onze opvattingen over de
verhouding van de homo faber versus de homo ludens zijn echter in het zog
van de naoorlogse welvaartsstaat sterk gewijzigd. Als communist had Freinet
de neiging arbeid buitenmatig te idealiseren en het spel te bagatelliseren
of zelfs te culpabiliseren. Hij stelt dan ook dat de arbeid, en niet het
spel, de natuurlijke bezigheid is van het kind.
Wetenschappelijk is het niet mogelijk een scherpe grens te trekken
tussen arbeid en spel. Grosso modo beschouwt men arbeid als een middel
om behoeften te voldoen, en het spel als een doel op zichzelf. De beide
vormen van activiteit gaan echter geregeld in elkaar over en eenzelfde
activiteit wordt door externe factoren de ene keer spel, de andere keer
werk. Denken wij hierbij aan het kind dat op bevel moèt spelen.
Denken wij hierbij aan imitatief spel van kleuters. Kleuters vullen dolgraag
de wasmachine. Kinderen doen niets liever dan de tafel dekken. Maar welk
kind vult na jaren nog steeds stil in ongedwongen de wasmachine? Welk kind
dekt dag in dag uit de tafel? Wanneer kwaliteitseisen gesteld worden of
wanneer de arbeid een repetitief karakter krijgt, wanneer aan arbeid geen
beloning meer vastzit of wanneer arbeid een te abstract of te verafgelegen
doel dient, verliest het werk zijn aantrekkingskracht. Menig volwassene
doet, gelukkig maar, zijn job erg graag. Maar hoevelen zouden nog arbeiden
indien er geen maandelijkse verloning aan verbonden was? Hoeveel mensen
die een mooie job hebben en die graag hun werk doen aarzelen wanneer hen
een regeling voor brugpensioen wordt aangeboden die financieel quasi even
aantrekkelijk is als hun wedde?
Freinet idealiseert de arbeid dermate dat hij nauwelijks oog heeft
voor dergelijke bedenkingen. Hij leefde in een tijd waarin arbeid een veel
stringentere economische noodzaak was en veel concreter doelstellingen
diende. Een tijd ook waarin kinderen materieel minder welvaart kenden en
heel wat minder spelmogelijkheden ter beschikking hadden.
Dit belet niet dat Freinets inzichten over 'la pédagogie du
travail' erg belangrijk zijn en ongetwijfeld in een leersituatie met enig
succes kunnen worden toegepast. Want de meerderheid van de kinderen werkt
helemaal niet ongaarne wanneer het werk maar afwisselend is, leerzaam is,
verrijkend is. Maar komt er niet stilaan een nieuwe generatie aan voor
wie dit al niet meer opgaat?
Net zoals in iedere utopie van de ideale maatschappij iedereen uit
vrije beweging arbeidt om een hoger doel te dienen, leren bij Freinet de
kinderen spontaan wanneer hen maar de ideale omstandigheden geboden worden,
en zijn er helemaal geen straffen nodig. Het volstaat het kind te overtuigen.
Freinet volgt hierbij het voorbeeld van socialistische utopisten zoals
Fourier, Saint-Simon en Proudhon die in hun ideale maatschappijstructuur
ook helemaal niet in gevangenissen voorzagen. Helaas, Freinets utopia met
de ideaal functionerende samenleving is klaarblijkelijk nog niet voor vandaag.
Jan Boddaert
Copyright ©
juni 1997.