Freinetonderwijs, een terugblik na tien jaar

Een goede tien jaar geleden kozen wij heel bewust voor het Freinetonderwijs. Ook wij vonden dat een kind geen leeg vat is dat je moet vullen of een kneedbal die je moet kneden. Wij wilden een school die kinderen kansen geeft om hun mogelijkheden tot ontwikkeling te brengen. Wij wilden een school die niet enkel aandacht heeft voor de cognitieve ontwikkeling, maar waar sociale vaardigheden, creativiteit, een kritische persoonlijkheid en zin voor initiatief als even belangrijke componenten van het menselijk zijn beschouwd worden.

Daarom trok het Freinetonderwijs ons zo aan. Het groepswerk rond de drukpers, de praatronde waar allerlei ideeën uit opborrelen, de klasraad waar kinderen solidariteit, verantwoordelijkheid, assertiviteit, sociale omgang en nog zoveel meer leren. Het geïntegreerd onderwijs in die projectwerking trok ons aan omdat kinderen de kans krijgen onderzoekend te leren en op een creatieve manier informatie te verwerken, wat niet het geval is bij de klassieke kennisoverdracht. Wij hadden dus grote verwachtingen en idealen. Al heel vlug verbrokkelden onze idealen en werden we geconfronteerd met wetten en wetmatigheden.
Het opdelen van de kinderen voor de vakken godsdienst en moraal was voor ons een eerste grote ontgoocheling. Het leek ons compleet tegenstrijdig met de Freinetpedagogie en -filosofie. Freinet koos immers voor een geïntegreerd onderwijs waarin kennis, houding en visie in gans het onderwijsgebeuren. Freinet koos voor verdraagzaamheid, voor een open kijk op mens en maatschappij en voor een gefundeerde meningsvorming. Wij waren ontgoocheld omdat men binnen het Freinetonderwijs onvoldoende wil aan de dag legde om de wettelijke bepalingen creatief te hanteren en zo vast te houden aan de toch wel fundamentele basisideeën van Freinet. Ook de veel te grote klasgroepen en de steeds groeiende school deden ons vaak vragen stellen bij de haalbaarheid van het Freinetonderwijs.
Hoe kan je meer dan twintig kinderen van verschillende leeftijd, met een verschillend tempo en een eigen geaardheid opvolgen zonder dat daarbij de zwaksten of de meest introverten uit de boot vallen? Wij hebben de grootste bewondering voor de leerkrachten die, ondanks deze grote groepen, toch de uitdaging blijven aangaan om het voor de kinderen zo boeiend mogelijk te maken. Maar leerkrachten zijn ook mensen, en in deze complexe en veeleisende samenleving waar groot worden gekkenwerk is, lijkt Freinetonderwijs in grote groepen ernstig gevaar te lopen. Met de jaren hebben wij ook een duidelijke evolutie waargenomen van spelend leren op het tempo van het kind naar meer tempo, meer stof, meer prestatie en concurrentie. De lat van het cognitieve wordt steeds hoger gelegd. Kinderen krijgen ook meer huiswerk. Dit is ons inziens een gevaarlijke evolutie. Als we niet opletten wordt er straks ook gesnoeid in de klasraad, de praatronde en de projectwerking.
Wie daarover bemerkingen maakt, krijgt soms te horen dat 'de maatschappij ook evolueert en steeds hogere eisen stelt' en dat 'we onze kinderen moeten klaarmaken om in deze maatschappij, waar prestatie en concurrentie hoog in het vaandel gedragen wordt, te laten overleven.'
Aan de mensen die bang zijn dat hun kinderen het niet zullen redden in deze moeilijke en veeleisende samenleving zou ik willen zeggen: het is niet de hoeveelheid leerstof die men geslikt heeft of de cijfers die men gehaald heeft die maken of iemand slaagt in het leven. Ik ken mensen (en ik spreek uit ervaring) die het lager onderwijs spelend en met niet al te hoge cijfers doorkwamen maar die - eens open gebloeid - de juiste ingesteldheid en voldoende interesse hadden om er later iets van te maken. Ik ken mensen die gans hun leven hoge studiecijfers haalden maar door allerlei omstandigheden afhaakten en met hun verzamelde kennis niets hebben gedaan. Of mensen met verschillende universitaire diploma's die er niet in slagen om gelukkig te zijn omdat ze sociaal analfabeet zijn.
Ik wil hier ook even ingaan op de stelling die zegt dat de school moet beantwoorden aan de eisen van de maatschappij. De school is inderdaad geen eiland. Maar wie zegt dat de school blind moet meedoen aan de prestatiedwang en de concurrentiespiraal waar steeds meer mensen slecht bij varen?
Wie is de maatschappij en wie bepaalt wat belangrijk is in het leven? Wie heeft er belang bij dat het onderwijs prestatiegerichte, kneedbare en sociaal analfabete intellectuelen voortbrengt en de rest als ballast laat vallen? Welke is de plaats van het onderwijs in de samenleving? Als we ervan uitgaan dat de meerderheid onder ons kiest voor een solidaire samenleving waarin zoveel mogelijk mensen de kans krijgen menswaardig te leven en waarin aandacht is voor het leefmilieu van nu en later, durf ik te stellen dat het onderwijs tot taak heeft kinderen te laten ontwikkelen in al hun mogelijkheden tot kritische persoonlijkheden die eigen keuzes kunnen maken. Deze mensen zijn immers nodig om er mee over te waken (en als het moet ervoor te vechten) dat onze samenleving oog blijft hebben voor de belangen van de meerderheid.
Ook deze vragen en bedenkingen moeten wij ons, in het belang van onze kinderen, durven stellen. Ik hoop met dit geschrijf een steuntje in de rug te geven aan de mensen die de moed hebben even stil te staan om te herbronnen.

Agnes (moeke van Joke, Maja en Florian) - De Harp

Overzicht artikels
Copyright © De Viervoeter                      januari 1998