Projectwerking
De Freinetscholen gaan uit van de ervaringen van de kinderen. Het kind staat centraal. Logisch
dus dat de ervaringen en belevenissen van het kind het uitganspunt vormen van de projectwerking. In Freinetgroepen wordt niet uitgegaan van het apart werken met aardrijkskunde, geschiedenis,
wetenschappen, enz. De nadruk ligt vooral op de samenhang tussen de genoemde kennis- en
ervaringsgebieden. Gesprekken, teksten, correspondentie, bezoeken, uitstappen, radio, krant,
TV en meegebrachte spullen zetten aan tot allerlei vragen en onderzoeken. Een onderwerp kan
klassikaal aangepakt (iedereen werkt rond hetzelfde project) of verschillende onderwerpen kunnen
over meerdere projectgroepjes (4 à 5 leerlingen) verdeeld worden. Wat er allemaal komt bij kijken om vanuit de eigen beleving en ervaring aan projecten te werken in de verschillende leefgroepen. Een wereld om te verkennen dus, die ik wil beginnen bij de allerkleinsten.
Eerste leefgroep
Bij de 2,5-jarigen kan je eigenlijk nog niet van een systematische projectwerking spreken:
kinderen werken hier nog in afzonderlijke, op zichzelf staande werktijden. Toch blijkt nu en
dan een thema echt tot de verbeelding te spreken, voldoende om er met de hele groep een langere
tijd aan te besteden. De ouders worden via een mededeling over het onderwerp ingelicht. Documentatie
wordt verzameld. Het project wordt opgestart door een verhaal, kringgesprek, spelletjes. Alles
wordt vastgelegd in expressievormen (tekenen, schilderen, boetseren). Er wordt een projectboek
gemaakt en bij de afsluiting worden de resultaten van alle activiteiten die gebeurd zijn in en
rond het project uitgestald op een projecttafel.
Tweede leefgroep (4-5 jaar)
Bij oudere kleuters spreken we wel al van echte projectwerking. Het
uitganspunt kan hier een onderwerp zijn uit de praatronde, een spel of een of andere expressievorm.
Kinderen willen hier dan meer over weten, ze willen er rond werken. Er worden twee flappen
gemaakt, nl."wat wil ik weten?" en "wat wil ik doen?". Via verhalen, poëzie, video, informatie,
enz. worden antwoorden gegeven op de vragen van kinderen. Elke avond kijken de kinderen de
flappen na en kruisen aan op welke vraag ze reeds een antwoord kregen. In deze leefgroep is er
afgesproken dat het collectief moment altijd over het project gaat. Elk kind moet één werktijd
aan het project besteden en één tekst maken voor het projectboek. Zo'n project kan twee of drie
weken duren, afhankelijk van de interesse van de kleuters. De afsluiting is heel belangrijk. De
kleuters moeten goed weten waar ze naartoe werken. Dat kan zijn: toneel, tentoonstelling, dans,
enz.
Derde leefgroep (6-8 jaar)
Ook in de derde leefgroep kan het uitgangspunt voor een project komen uit de praatronde. In
regel werken we hier nog met klassikale projecten. Het kiezen van een klassikaal onderwerp
gebeurt via stemming, reclameronde en tot slot geheime stemming. Er worden dan twee flappen
gemaakt, namelijk "wat wil ik weten" en "wat wil ik doen". Alle vragen worden genoteerd. De
kinderen kiezen zelf welke vraag ze willen oplossen. In elk groepje kinderen zit er een ouder
kind dat verantwoordelijk is. Een aantal vragen wordt opgelost door de leerkracht. Tijdens het
verloop van het project wordt veel aandacht besteed aan expressie en aanleren van nieuwe
technieken. Er wordt een projectboek gemaakt en het project eindigt in een voorstelling waarbij
ouders en andere leefgroepen worden uitgenodigd. Na de afsluiting volgt een evaluatiegesprek.
Vierde leefgroep (8-10 jaar)
In deze leefgroep wordt het aantal klassikale projecten beperkt tot 1 of 2 per jaar. Buiten deze
'klassikale' periodes, lopen in de klas verschillende projecten naast elkaar. Rond elk onderwerp
wordt door een 5-tal kinderen gewerkt.
Hoe komen deze projecten tot stand?
- kinderen stellen een aantal onderwerpen voor
- alle voorstellen komen op het bord
- er wordt een stemmingsronde gehouden
- de kinderen schrijven in voor een project. Er wordt vooral op gelet dat kinderen niet kiezen
voor een vriendje, maar wel voor een project dat hen interesseert.
- als de groepen gevormd zijn wordt er op zoek gegaan naar documentatie (thuis, klasbibliotheek, centrale bibliotheek Zuid)
- de documentatie wordt doorgenomen - vragen worden opgesteld in samenwerking met de ouders (weten en doen)
- er worden teksten gemaakt, getekend...
- na enkele weken worden de data vastgelegd in verband met gastsprekers, uitstappen, voorstelling -
naarmate het project vordert, wordt er gewerkt aan de voorstelling
- bij de voorstelling kan alles (teksten, dia's, video's). Na de voorstelling volgt er een
evaluatie waarin vooral de samenwerking wordt besproken.
Vijfde leefgroep (10-12 jaar)
In de vijfde leefgroep ligt de nadruk vooral op de groepsprojecten. Er wordt 1 klassikaal project
uitgewerkt. Deze studie duurt ongeveer vier weken. Daarna volgt een week waarin intens aan de
voorstelling wordt gewerkt. Ouders en andere leefgroepen worden uitgenodigd. Gedurende deze
periode liggen alle individuele projecten stil.
Voor de groepsprojecten komen de voorstellen uit lectuurrondes, actua, belevenissen, enz.
Kinderen maken reclame voor hun onderwerp door bijvoorbeeld een tekst te schrijven of door te
vertellen wat ze willen weten en welke vragen ze zich stellen rond hun onderwerp. Nadien worden
groepjes gevormd. Samen stellen we vragen op rond de verschillende projecten. We maken een
indeling naar weten en doen. Thuis zoeken de projectleden nog bijkomende vragen indien dit nodig
is. Gewapend met de vragen gaan we naar de bibliotheek en zoeken naar mogelijke antwoorden in
verschillende boeken. In elke groep worden de vragen verdeeld onder de groepsleden. Er is steeds
een groepsverantwoordelijke. Na een week wordt er een stand van zaken opgemaakt, teneinde te
achterhalen wat goed loopt en wat moet worden bijgestuurd. Na een viertal weken wordt alles
gebundeld tot een projectboek. Er wordt vooral op gelet dat de projectleden, de bronnen, de
documentatie en illustraties een plaats in het boek krijgen. De laatste projectweek wordt er
vooral gewerkt rond de voorstelling, waarbij afspraken worden gemaakt rond kledij, manier van
voorstellen, teksten, enz. Bij elke voorstelling zorgt de groep voor een affiche waarop de
hoofdpunten vermeld worden. Tijdens de voorstelling wordt door het publiek vooral geluisterd en
genoteerd. Nadien worden vragen gesteld om elk kind in staat te stellen een individueel verslag
te maken. Na de voorstelling volgt er een evaluatie door de projectgroep (samenwerking, verloop
van de projectwerking, enz.). Het publiek evalueert daarna de wijze van naar voor brengen en de
inhoud.
In de 3de en 4de leefgroepen volgt er regelmatig een toets. Naar het einde van de basisschool
verwachten we dat elk kind ook individueel een project uitwerkt.

Copyright © ..... ..... ..... ..... februari '97
Vrije Expressie
Freinet had een ambitieus ideaal over de school: kinderen vanuit hun ervaringen optillen naar de verschillende cultuurgebieden. Kinderen zijn beurtelings leerling-wetenschapper, leerling-ambachtsman en leerling-kunstenaar. Hij was een groot tegenstander van het opsplitsen in hokjes en het eenzijdig "intellectualistisch" opvoeden. Voor hem geen tegenstelling tussen "hoofdarbeid", "handenarbeid" en "kunstzinnig werken". Kunstzinnige vorming komt sterk aan bod binnen de Vrije Expressie.
In elke leefgroep vertrekken we van de interesses, de ervaringen van onze kinderen en van de
kinderen met hun fantasieën, gevoelens, dromen en angsten. Kinderen moeten dan ook de kans
krijgen dit te verwerken via verschillende kanalen, via tekenen, schilderen, kleien, dansen,
muziek maken, drama, vrije teksten, poëzie, verhaaltjes schrijven. Wat er echt bij het kind
leeft, komt vaak naar voor tijdens een gesprek. Vandaar dat we de praatronde, afsluitingen,
evaluaties zo belangrijk vinden. Kinderen tonen hier aan elkaar waar ze gedurende de werktijd
mee bezig waren. Kunstwerkjes worden getoond en besproken, teksten worden voorgelezen,
ingeoefende toneeltjes, dansjes, concertjes en poppenspel worden voor de groep gebracht en
steeds weer besproken. Taal, het verwoorden is heel belangrijk ij expressie, maar ook techniek.
Het is belangrijk dat kinderen binnen de verschillende expressievormen weten hoe ze iets kunnen
weergeven. Vandaar dat wij ook veel technieken aanbrengen.
De jongste kleuters krijgen materiaal aangeboden om te experimenteren met verf, lijm, papier
scheuren, verfrommelen, knippen, zand en water, potten en pannen, muziekinstrumenten, hun eigen
stem... en nog veel meer. Ook bij de oudste kleuters is er uiteraard nog veel ruimte om te
experimenteren. Hier gaan we al meer gericht werken. Zo leren we bv. elke maandag een nieuwe
techniek om de vrije teksten te illustreren, technieken waar kinderen spontaan naar teruggrijpen. Bv.: bij muzikale expressie werken we ook met een muziekdoos die om beurt door een ander kind wordt meegenomen naar huis. De ouders zetten hun lievelingsmuziek op cassette die wij in de klas beluisteren om er verder mee te werken. Op die manier komen kinderen in contact met heel wat muziekgenres. Als we gaan dansen staan we niet zo maar te springen, maar we luisteren echt naar de muziek en passen onze bewegingen aan. We zingen samen en experimenteren heel veel met onze stem, lichaamsinstrumenten, maken zelf instrumenten, enz... Door praatrondeverhalen of gewoon dingen die in de klas leven, vaak klassikaal om te zetten in drama, gaan kinderen bijna dagelijks plannen om toneel in te oefenen. Een tijdje geleden waren er heel wat praatrondeverhalen met klachten over kleine broers of zussen die steeds speelgoed afnemen of dingen kapot maken. Een heleboel kleuters willen deze situaties zelf spelen.
We werkten per twee: één grote en één kleine broer of zus. De grote broer was druk aan het bouwen,
kleine zus gooide alles om. Het ene kind begon hard te brullen, het ander ging slaan, nog iemand anders begon te huilen, weer iemand anders zei heel rustig "dat vind ik niet leuk". Elke scène
werd besproken met de groep, waarbij het heel duidelijk was dat iedereen hier anders reageert.
Ook in de 3de leefgroep (het 1ste en 2de leerjaar) wordt nog veel aandacht besteed aan
experimenteren. Kinderen kunnen plannen voor schilderen, knutselen en toneel. Ook hier wordt
tijdens de afsluiting over de werkjes of voorstellingen gepraat. Er komen raadgevingen, kritiek, verwondering uit de groep. De bedoeling is dat de kinderen met deze reacties rekening houden en
zo aan hun volgend werkje beginnen. Er worden ook heel wat momenten ingelast om aan nieuwe
technieken te werken. Bv.: werken met olieverf, kleien - de werkjes zullen gebakken worden, dus
ze moeten hol zijn. Nieuw is ook dat er een boek is met techieken waaruit men kan kiezen en aan
de hand van het schema te werk gaan. Er is ook een muziekmand met bestaande en zelfgemaakte
instrumenten. Kinderen kiezen hiervoor, experimenteren en stellen voor aan de ganse groep. Soms
komt de leerkracht tussen om iets meer uit te werken of ideeën te geven. Elke week gaan ze ook
zingen en dansen, samen met de Turkse kindjes van het 1ste en 2de leerjaar.
In de 4de leefgroep (3de en 4de leerjaar) worden technieken aangebracht, waarbij toch wel enige
handigheid vereist is, zoals: het maken van linosneden en hier een monodruk mee maken, het naaien van popjes, monogrammen maken en werken rond fotografie. Uiteraard wordt er ook hier nog
geschilderd en gekleurd. Eenmaal per jaar wordt er gewerkt aan een klassikaal project, waarbij er heel wat aandacht besteed wordt aan het maken van decors, muziek beluisteren, dans en beweging.
Ook in de 5de leefgroep leren de kinderen nog heel wat nieuwe technieken. Zij vertrekken vaak van ideeën uit boeken, maar steken daar hun creativiteit in. De kinderen vragen zelf: "we mogen het toch doen, zoals we het zelf aanvoelen?"
Bijvoorbeeld:
- met rubber gingen ze zelf broches, magneten, haarspelden ontwerpen;
- zelf briefpapier maken met sjablonen;
- met verschillende soorten draad en parels geluksbandjes maken en versieringen in het haar vlechten;
- schminken met speciale verf, hiervoor maken ze eerst ontwerpen op een tekenblad;
- voorbeeld tonen (illustratie?)
Je gelooft het of niet, maar de volgende technieken die de kinderen willen uitproberen voor het
maken van een grote pop zijn: naaien en stikken, breien, haken.
Bij muzikale expressie vertrekken ze vaak vanuit muziek beluisteren. Ze proberen het gevoel en de beelden die het bij hen oproept te verwoorden. Ze proberen ritmes op papier weer te geven met punten of figuren. Ze dansen hun getekende partituur.
Zingen blijft ook leuk voor de oudste kinderen. Zo zingen zij bv. "Broeder Jacob" in verschillende talen: Nederlands, Turks, Frans en Fins. Ze zingen liederen in canon of begeleiden met echte instrumenten: klarinet, saxofoon, xylofoon en trom. Bij het begin van het schooljaar bracht iemand een notenbalk mee naar de klas. Hij wou er uitleg over geven. Dit was de aanleiding voor heel wat kinderen om de stap naar een muziekschool te zetten. Vanuit hun projecten werken ze ook vaak met drama, bv. project cowboys met aangepaste kledij en schmink, lantarens, nagemaakt kampvuur, worsten op satéstokjes, brengen ze een soort van samenkomst van cowboys. Bij het project "kinderarbeid" gingen ze met aangepaste kledij en schmink en weefgetouw een situatie in een textielfabriek met woord en daad uitbeelden. Dit project gaf ook aanleiding tot het maken van een gedicht.

Copyright © ..... ..... ..... ..... april '97