![]() |
|||||||
|
|||||||
In de tweede helft van de negentiende eeuw ontwikkelde zich in Nederland een socialistische beweging. Het is niet verrassend dat ook deze nieuwe stroming met een eigen visie op het functioneren van de maatschappij, ondanks het feit dat deze visie gericht is op het verbeteren van de situatie van het arbeiders proletariaat, haar oorsprong heeft in elitaire kringen. In het laatste decennium is er een twee deling te zien in deze jonge beweging. Het ene deel is de politieke tak, die zich toen pas goed begon te profileren. In 1894 nam deze politieke tak vorm aan door de oprichting van de Sociaal Democratisch Arbeiders Partij. Echt succesvol in haar functioneren in het parlement werd zij na 1900.[1] Uit de liberale politiek kwamen ook meer linksgeorienteerde takken voort. In 1901 verenigde de Vrijzinnig-Democratische Bond deze linkse liberalen.[2] Het andere deel omvatte de vele, om met de woorden van Romein te spreken, petites religions, de verzamelnaam voor alle kleine groepen visionairen met elk hun eigen specifieke ‘socialistisch’ ideaal.[3] Eén van deze petites religions is het verschijnsel van de binnenlandse kolonisatie.[4] De initiatiefnemers van deze stroming, onder andere Tjerk Luitjes(1867-1946) en Frederik van Eeden(1860-1932), waren van mening dat alle ellende in de maatschappij veroorzaakt werd door particulier bezit van grond en productiemiddelen.[5] Grond en productiemiddelen moesten in plaats van particulier bezit, gemeenschappelijk bezit worden. Om dit ideaal te verwezenlijken werden er kolonies gesticht. Binnen deze kolonies waren grond en productiemiddelen in theorie gemeenschappelijk eigendom en produceerde men voor de gehele kolonie en dus niet voor zichzelf. Het was de bedoeling dat deze kolonies functioneerden als zelfstandige leefgemeenschappen. De twee bekendste en belangrijkste kolonies zijn Walden (1898–1907) op de Bussumse heide en de kolonie van het Internationale Broederschap (1899–1911) te Blaricum. In het hoofdstuk Utopisten en socialisten uit het boek 1900 Hoogtij van burgerlijke cultuur wekken Jan Bank en Maarten van Buuren de suggestie dat de afstand tussen de kolonies en de SDAP groeide naar mate de tijd verstreek.[6] Frans Becker en Johan Frieswijk zien evenzo de grote ideologische en praktische kloof tussen deze twee groepen.[7] Toch naderden volgens Piet de Rooy, die in tegenstelling tot de hiervoor genoemde auteurs de materie benadert vanuit de SDAP, de ‘petites religions’ en de SDAP elkaar wél dichter in de loop van het eerste decennium van de twintigste eeuw.[8] Het onderwerp van dit opstel is gericht op de manier waarop de sociaal-democraten reageerden op de genoemde kolonies in hun bestaansperiode (1898-1911). Welke houding nam zij aan ten opzichte van dit alternatieve ‘socialistische’ verschijnsel? Veranderde deze na verloop van tijd? Ondanks dat zowel De Rooy als Bank en Van Buuren niet spreken over de VBD, kan deze partij wel degelijk tot de sociale-democratie worden gerekend. Is er verschil tussen de reacties van de SDAP en de VDB? Om hier achter te komen kan men het beste de tijdschriften die destijds aan de partijen verbonden waren bestuderen. Hierin werd bekendheid gegeven aan de mening en attitude van de verschillende kopstukken van de SDAP en de VDB ten aanzien van verschillende actuele maatschappelijke en ethische vraagstukken. De geselecteerde periodieken die voor dit opstel bestudeerd zijn, zijn ‘De Nieuwe Tijd’(1896-ca.1921), ‘Sociaal Weekblad’ (1887-1911) en ‘De Kroniek’(1895-1907). Voordat er een zinnig woord gezegd kan worden over hetgeen in de periodieken over de kolonies geschreven is, moet er een duidelijk beeld worden gegeven van de kolonies zelf.
[1]
G.J.Harmsen, Historisch overzicht van socialisme en
arbeidersbeweging in Nederland (Nijmegen
ca. 1973) [2] R.Aerts, H.de Liagre Böhl, P.de Rooy, H.te Velden, Het land van kleine gebaren. Een politieke geschiedenis van Nederland 1780-1990 (Nijmegen 1999) blz.156 [3]
J.Romein, Op het breukvlak van twee eeuwen, deel II (Leiden-Amsterdam,
1967) blz. 218 [4] J.Romein, Op het breukvlak van twee eeuwen, deel II, blz 227-228 [5] J.H.A.Fontijn, Tweespalt : het leven van Frederik van Eeden tot 1901 (Amsterdam 1999) blz. 407 T.Luitjes, Theorie en practijk van binnenlandsche kolonisatie (Bussum 1902) blz. 32-34 [6]
J.Bank en M.van Buuren, 1900 Hoogtij van burgerlijke cultuur
(Den Haag 1999) blz. 470 [7]
F.Becker en J.Frieswijk, Bedrijven in eigen beheer (Nijmegen
1976) blz. 159 [8]
P.de Rooy, ‘Een hevig gewarrel. Humanitair idealisme en socialisme
in Nederland rond de eeuwwisseling’, in: Bijdragen en
Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden CVI, afl.
4 (1991) blz. 625 - 640
|
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |