Uit het bovenstaande zal duidelijk zijn dat het met de inkomensverdeling in Mexico slecht gesteld is. Gezien de enorme
ongelijkheid in de verdeling van goederen en diensten is de inkomensverdeling slechts een van de manieren om de mate van
gelijkheid in Mexico af te lezen. Bovendien zijn er verschillende manieren om de inkomensverdeling weer te geven die niet
allemaal een even betrouwbaar beeld geven. Als eerste komen aan bod de cijfers die een betrouwbaar beeld geven van de
inkomensverdeling.
![]() |
Wat betreft de inkomstenverdeling zijn er grote regionale verschillen. Van de 15 miljoen huishoudens in steden leeft 12% in extreme armoede. Op het platteland is de situatie schrijnender: van de 6 miljoen huishoudens leeft 60% in extreme armoede. De verschillen tussen het noorden en het zuiden van Mexico liegen er ook niet om. In het noorden ligt het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking drie keer zo hoog als in het zuiden. De extreme armoede in het zuiden ligt drie keer hoger dan het landelijk gemiddelde. Het BBP per hoofd van de bevolking was in 1996 $3,03 voor Mexico als geheel. In de deelstaten Oaxaca en Chiapas lag het op $1,23. |
Een van de hoofdoorzaken voor de toegenomen ongelijkheid tussen het noorden en het zuiden is de ondertekening van het
vrijhandelsverdrag NAFTA en de daaropvolgende sterke concentratie van exportindustrieën in het noorden. Een ander
gevolg van dit verdrag was de groeiende Amerikaanse export van graan, maïs en fruit, waardoor de boeren in het zuiden van
Mexico gedupeerd werden. Verder valt nog op te merken dat de door de Mexicaanse regering achtergestelde Indiaanse
gemeenschappen talrijker zijn in het zuiden. Over het algemeen is de ongelijkheid door het gehele land toegenomen als gevolg
van de autoritaire bewindsvoering en de corruptie van regeringsinstellingen. De staatsschuld en het hiermee samenhangende
door ontwikkelingsbanken en de VS aan de Mexicaanse regering opgelegde neoliberale beleid zijn kenmerkend voor
de scheefgegroeide verhoudingen binnen Mexico. De Mexicaanse overheid stelt met haar neoliberale beleid de belangen
van het grootkapitaal boven die van de minder bedeelden. Zo gaf de overheid in 1997 26 miljard uit aan de sanering van
geprivatiseerde banken, waarvan 20% naar schuldenaren ging en 80% naar de aandeelhouders. Datzelfde jaar gaf de overheid
13 miljard uit aan de sanering van multinationale wegbedrijven. Het IMF en andere internationaal opererende banken stelden dit
soort maatregelen als voorwaarde voor het verschaffen van nieuwe kredieten. Om aan al deze voorwaarden te kunnen voldoen,
schroefde de overheid de subsidies terug voor tortilla's (het meest elementaire voedsel), melk en het openbaar vervoer.
Vlak na zijn aantreden als president in 1995, besloot Ernesto Zedillo 20% te korten op het budget voor armoedebestrijding.
In 1996 gaf hij 10,5% minder uit en in 1997 11,7%, waarmee de uitgaven 160 miljoen bedroegen: 60% minder dan in 1994 en
1000 keer lager dan de staatsschuld. Het ligt voor de hand dat, wil de toenemende armoede een halt worden toegeroepen, een
rigoureuze herziening van het ontwikkelingsbeleid onontbeerlijk is.
Het economische beleid werd door de regering echter op een heel andere manier naar buiten gebracht. Het accent lag op de cijfers
die een opgaande trend lieten zien. Publicaties over sociaal-economische maatstaven voor een gezonde ontwikkeling, zoals de
kindersterfte en het werkloosheidscijfer, stonden soms in scherp contrast met de werkelijkheid. Zo werden er in 1996 cijfers
gepubliceerd over een afgenomen kindersterfte, bereikt door het plaatselijk uitdelen van medicijnen, terwijl de enorme toename
van ondervoeding van kinderen tussen de 0 en 4 jaar buiten beschouwing werd gelaten. Ook beweerde de overheid dat 7%
van de bevolking werkloos is, terwijl in werkelijkheid meer dan de helft gedeeltelijk of geheel werkloos is. Internationale economen
suggereerden een verbetering van de Mexicaanse economie, doordat zij mislijdende cijfers naar voren schoven, zoals de
toestroom van buitenlands kapitaal, stabiliteit van de munt en de ontwikkeling van de beurs. Hierbij werd er dan gesproken
over een positieve ontwikkeling terwijl er nauwelijks werkgelegenheid gecreëerd kon worden.