Geen wonder dus dat in het Freinetonderwijs straffen vrijwel
overbodig zijn. Straf vertrekt van een negatieve ingesteldheid tegenover
het kind. Freinet stelt dat men het kind niet moet bestraffen, maar helpen
slagen. Een leerkracht die weet te motiveren, hoeft niet te straffen. Een
leerkracht die in zijn klas samen met de kinderen een klimaat van orde
en discipline tot stand kan brengen, hoeft niet te straffen.
Bestaat straf dan helemaal niet in het Freinetonderwijs?
Straffen kan als het niet uitgaat van een leerkracht, maar van de groep.
Straffen zijn aanvaardbaar als sanctie die door de klassenraad of door
de schoolraad genomen wordt in geval van een flagrant overtreden van regels
of afspraken. Men verbindt een sanctie aan het niet naleven van afgesloten
contracten. Freinetonderwijs is niet identiek aan absolute vrijheid of
chaos.
Freinet merkt in zijn invarianten op dat in een overgangsfase straf als noodoplossing accepteerbaar is. Maar wat als er serieuze ontsporingen zijn of gedragsstoornissen? Zijn straffen schadelijk als voor het overige de relatie tussen de leerkracht en het kind goed is? En indien men het kind voor zijn verantwoordelijkheid stelt door het de schade te laten herstellen, is dit ook een straf?
Men stelt vast dat er minder recidives zijn wanneer het kind de schade
zelf herstelt, dan wanneer men autoritair straft. Straffen roepen weerstand
op, waardoor er kans op recidive is. Daardoor zal de autoriteit de volgende
maal strenger straffen en zo nog meer rancune oproepen. Zo komt men in
een escalerende situatie terecht. Zo blijkt dat op korte termijn het opteren
voor straf en het kweken van angst de gemakkelijkste weg is, en niet straffen
veel moeilijker. Maar vroeg of laat doorbreken de kinderen de kunstmatig
geschapen autoriteit en heeft de leerkracht afgedaan. Lijnrecht hiertegenover
staat disciplinering op basis van het verantwoordelijkheidsgevoel; iets
dat pas kan ontstaan als men het kind als individu erkent en respecteert.
Het is opvallend dat straffen als discussiethema onder Freinetouders zoveel populairder is dan belonen. Nochtans is belonen in het Freinetonderwijs al evenmin wenselijk als straffen. Beloning en straf zijn trouwens componenten van eenzelfde logica. De beloning moet van het werk zelf uitgaan, net zoals de straf: naargelang men slaagt of faalt in een bepaalde taak, krijgt men hierdoor voldoening dan wel spijt. Wat belonen aangaat, moet de Freinetleerkracht het eerder zoeken in aanmoedigen en motiveren. Elke stap vooruit moet positief gewaardeerd worden.
Zo leunt het thema beloning en straf uiteindelijk zeer dicht aan bij het thema ambachtelijkheid (dat wij op de vorige vergadering behandelden): de verhouding meester-leerling, waarbij de leerling opkijkt naar de meester, niet op basis van een afgedwongen kunstmatige autoriteit, maar omdat het kind fier is iets geleerd te hebben van zijn leermeester.