Geweldloze opvoeding op school (2)

Aan sluitend bij het vorige artikel van Hilde Leonard, dat probeerde om het belang van geweldloze opvoeding op school aan te geven, wil zij nu laten zien hoe dit er concreet kan uitzien.

In een school zijn heel wat 'partijen' waarmee rekening gehouden moet worden: leerlingen, leerkrachten, directie(raad), ouders, administratief en hulpopvoedend personeel, onderhoudspersoneel, inrichtende macht, de personen die (on)rechtstreeks voorwerp van de les uitmaken,... We zullen dus op zoek moeten gaan naar denk- en handelswijzen die de gelijkwaardigheid m.b.t. àl deze 'groepen' kunnen realiseren. En uiteraard bestaan al deze groepen op hun beurt nog eens uit individuen met eigen noden, behoeften, waarden... Een complex geheel! Aan de hand van enkele voorbeelden uit het secundair onderwijs wil ik de werking van geweldloosheid in deze context illustreren.

1. Een conflict tussen leerkracht en leerling

De VuurbloemLaten we als uitgangspunt volgende klassieke situatie nemen: Jannes en Frauke zitten met elkaar te babbelen tijdens de les Frans. De leerkrachte verzoekt hen een aantal keer daarmee te stoppen. De twee leerlingen blijven babbelen. Een opmerking in de agenda is het resultaat. Jannes weigert zijn agenda af te geven. De leerkrachte wordt boos en stuurt Jannes de klas uit, richting directeur. Jannes vertrekt met slaande deuren.
   Wat is hier gebeurd?
   Jannes wou babbelen de leerkrachte wou niet dat Jannes babbelde. De leerkrachte heeft haar standpunt boven dat van Jannes geplaatst, heeft zich in de Meerdere-positie geplaatst (1). Jannes voelt zich de mindere. Hij voelt in zichzelf een energie opborrelen om uit die mindere-positie te geraken. Hij probeert zich tegenover de leerkrachte in de Meerdere-positie te plaatsen. Eerst doet hij dat door gewoon verder te blijven praten; wanneer de leerkrachte z'n agenda vraagt, weigert hij hem af te geven. Door deze reactie voelt de leerkrachte zich dan weer telkens in de mindere-positie geplaatst. Zij plaatst zich terug boven de leerling door hem naar de directeur te sturen. Er is hier sprake van een escalatie van geweld. Wie is begonnen? De leerkrachte omdat zij zich in de Meerdere-positie plaatste door straf te geven? De leerlingen omdat zij zijn blijven praten ondanks de opmerkingen van de leerkrachte?
   Niemand plaatst zich zomaar in de Meerdere-positie. Onder elke Meerdere-positie zit een mindere-gevoel. De leerkrachte heeft zich als Meerdere opgesteld, maar het zou heel goed kunnen zijn dat zij zich door het gedrag van Jannes en Frauke in de mindere-positie geplaatst voelde. Net zoals Jannes en Frauke zich de mindere zullen gevoeld hebben door de herhaalde opmerkingen van de leerkrachte (b.v. door de toon waarop ze gesteld werden).
   Eens dit mechanisme in gang gezet is, plant het zich haast automatisch op dezelfde manier voort. Zo zou het b.v. kunnen dat Jannes en de leerkrachte gedurende het ganse schooljaar lang op gespannen voet met elkaar blijven leven.
   Hoe zou deze situatie er kunnen uitzien als ze binnen het gelijkwaardigheidsmodel (zie opnieuw voetnoot 1) gehanteerd wordt? Daartoe kijken we eens dieper achter het gestelde gedrag. Dan komen we bij de funderingen van beide partijen, d.w.z. de motieven (bewust én onbewust) die gedrag en standpunten verklaren.
   Funderingen van Jannes en Frauke:
        Ik wil nu babbelen, want:
  1. Ik heb er nood aan om te vertellen wat me deze morgen overkomen is.
  2. Ik voel me afgeleid door iets dat gebeurt of gebeurd is.
  3. Ik voel mij gestoord door iets anders dan de les.
  4. Ik voel mij moe.
  5. Ik verveel mij.
  6. Ik voel mij niet geboeid door de les.
  7. Ik heb niet het gevoel deze les nodig te hebben.
  8. Ik heb de ervaring dat als ik thuis de theorie in mijn handboek overloop, ik probleemloos de volgende les kan volgen.
    Funderingen van de leerkrachte:
        Ik wil niet dat je nu met elkaar babbelt, want:
  1. Ik heb nood aan stilte als ik lesgeef.
  2. Ik ervaar stilte tijdens mijn les als een teken van respect.
  3. Ik heb nood aan respect als leerkrachte.
  4. Ik vind het moeilijk om mij te concentreren als er leerlingen zitten te praten.
  5. Ik voel mij onzeker als leerlingen praten.
  6. Ik heb schrik dat jullie essentiële informatie niet gehoord zullen hebben.
  7. Ik heb nood aan de zekerheid dat iedere leerling(e) alles gehoord heeft wat ik gezegd heb.
  8. Als er gepraat wordt, heb ik het gevoel dat de moeite die ik doe niet rendeert.
  9. Ik vermoed dat wat ik nu uitleg, belangrijk is.
  10. Ik voel mij verantwoordelijk voor jullie kennis van het vak Frans.
Cartoon 1   Waar de leerkrachte zich door het babbelen van Jannes en Frauke aangevallen (=in de mindere-positie geplaatst) voelde in de oorspronkelijke situatie, merken we dat Jannes en Frauke dit praten geenszins doen tegen de leerkrachte, maar vanuit hun eigen motieven, vanuit hoe zij de huidige situatie ervaren. Hetzelfde kan gezegd worden over de leerkrachte: zij maakte haar opmerking niet in de eerste plaats tegen Jannes en Frauke, maar vanuit haar eigen behoefte om stilte. Door via funderingen naar een situatie te kijken, voelen we ons vaak al een stuk minder in de mindere-positie geplaatst. Elkaar begrijpen, openstaan voor het andere standpunt, wordt door funderingen veel gemakkelijker.

Om in deze situatie op basis van funderingen aan een oplossing te kunnen werken, is het belangrijk dat de reactie van de leerkrachte op het moment dat zij een probleem ervaart, niet vanuit een Meerdere, maar vanuit een gelijkwaardige houding gebeurt. Ze zou b.v. kunnen zeggen: "Jannes en Frauke, ik heb het er moeilijk mee dat jullie zitten te praten, want ik voel mij erdoor afgeleid. Ik vraag me af waarom jullie babbelen. Kunnen jullie mij daar iets over vertellen?" Daarmee nodigt ze Jannes en Frauke uit om zich ook in een gelijkwaardige positie tegenover haar op te stellen. De kans dat er een escalatie of machtsstrijd ontstaat, wordt heel wat kleiner door een gelijkwaardige openingszin. Om met funderingen te kunnen werken, is het immers belangrijk dat beide partijen in een gelijkwaardige sfeer met elkaar willen samenwerken.
   Bij de uitwisseling van funderingen is het zowel belangrijk dat je op een open manier, vanuit jezelf, je eigen funderingen formuleert, als dat je goed luistert naar en openstaat voor de funderingen van een ander. Deze uitwisseling loopt door tot beide partijen het gevoel hebben dat de ander hen begrepen heeft.
   Pas als dit proces doorlopen is, zijn beide partijen toe aan het zoeken naar een oplossing, die de funderingen van beide partijen zo goed mogelijk verenigt. Vaak bestaat zo'n oplossing uit verschillende elementen. Voor deze situatie vermeld ik:

  1. Door de funderingen van elkaar te begrijpen, is al een deel van het probleem opgelost: de leerkrachte begrijpt dat het gepraat geenszins met gebrek aan respect te maken heeft (fund. 2); de jongeren begrijpen waarom de leerkrachte hun babbelen als storend ervaart.
  2. Stel dat het gepraat van de jongeren voortkomt uit "iets meegemaakt hebben en dat kwijt willen" (fund. 1 en 2), dan volstaat het om daar even kort ruimte voor te maken en dan vormt het verder geen probleem meer om te zwijgen. Een bedenking hierbij: als leerkracht(e) hebben we maar zelden een idee van wat de leerlingen zoal mee naar school brengen aan emoties en ervaringen. De ruimte die daarvoor ingeruimd wordt, kan soms een veel efficiënter gebruik van de effectieve onderwijstijd betekenen! Ook dat is een aspect van geweldloosheid.
  3. Cartoon 2Wanneer het praten van de jongeren te maken heeft met het lesverloop, kan een oplossing liggen in de volgende mogelijkheden:
Dit conflict had misschien vermeden kunnen worden door een aantal preventieve maatregelen, zoals:
- in het begin van het schooljaar duidelijke afspraken maken samen met de leerlingen, op basis van wederzijdse verwachtingen;
- leerlingen stimuleren om duidelijk te communiceren, zodat ze niet meer beginnen te praten met elkaar als er iets mis is (=symptoomgedrag; ze plaatsen zich in de Meerdere-positie), maar dat ze signaleren wat het probleem is. Voorwaarde daarvoor is dat een leerling(e) die eerlijk is, zeker niet bestraft wordt (b.v. in de vorm van een negatieve opmerking) als hij/zij eerlijk is.

Naarmate leerkrachten en leerlingen erin slagen om dit proces samen te doorlopen, zullen er betere oplossingen naar voren komen waar beide partijen zich ook echt aan kunnen houden. Dit betekent ook dat in geweldloosheid geen standaardoplossingen voor bepaalde situaties bestaan, maar dat in elke nieuwe conflictsituatie opnieuw gezocht moet worden naar de in deze situatie voor deze mensen best haalbare oplossing, op basis van hun funderingen.

2. Conflicten over de klasmuren heen

Stel: Anke (15 jaar) verschijnt op een zonnige najaarsochtend op school met een strakzittend T-shirt dat haar navel duidelijk laat zien. In het schoolreglement staat dat leerlingen geacht worden zich gepast te kleden. Volgens jou overtreedt Anke duidelijk dit reglement. Jij - leerkracht - ziet het als jouw taak om erop toe te zien dat leerlingen het schoolreglement naleven, dus roep je Anke bij jou op het matje. Die blijkt meteen in het verzet te gaan...
   Laten we deze situatie eens analyseren aan de hand van funderingen (2).
   Anke: Ik draag een T-shirt met blote navel, want:
  1. Ik vind dit mooi.
  2. Ik heb het gekregen van mijn lief en als ik dit draag voel ik mij dicht bij hem.
  3. Ik draag graag kledij die "in" is.
  4. Ik kleed mij graag sexy
  5. Ik heb behoefte aan aandacht van leeftijdgenoten.
  6. Ik voel mij aantrekkelijk zo.
  7. Ik voel mij er goed in.
  8. Ik ben er trots op, want ik heb het zelf mogen uitkiezen.
  9. Ik vind het belangrijk om zelf mijn stijl te kunnen bepalen.
  10. Ik heb er nood aan mijn persoonlijke smaak te tonen.
  11. Ik heb nood om erbij te horen.
Cartoon 3Leerkracht: Ik wil dat je geen T-shirt met blote navel draagt, want:
  1. Ik ervaar dit bloesje als aanstootgevend
  2. Ik voel mij ongemakkelijk als een leerlinge zo bij mij in de klas zit.
  3. Ik heb schrik voor de reactie van directie of collega's als één van hen tijdens mijn les zou binnenkomen.
  4. Ik vind deze kledij ongepast op school.
  5. Ik vrees voor ongewenste intimiteiten t.o. Anke.
  6. Ik vrees dat jij je niet bewust bent van het effect van dit T-shirt op mannelijke klasgenoten.
  7. Ik ben bezorgd om je gezondheid.
  8. Ik vind het belangrijk dat je leert een onderscheid te maken tussen vrijetijdskledij en schoolkleren.
  9. Ik vrees dat er conflict zal komen met de directie.
  10. Ik vrees dat als ik dit toelaat de school een slechte naam zal krijgen.
  11. Ik voel mij verantwoordelijk voor de naleving van het schoolreglement.
  12. Ik heb schrik dat andere leerlingen zouden denken dat op vlak van kledij alles mag op deze school als ik hier nu niet optreed.
Dit is een heel ander soort conflict dan dat tussen Jannes en Frauke en de leerkrachte Frans, omdat:
1. Het gaat hier over waarden. Je kan moeilijk stellen dat Ankes kledij het voor de leerkracht onmogelijk maakt om zijn taak naar behoren te vervullen (het gepraat van Jannes en Frauke had dat effect duidelijk wél). Dit betekent dat Anke waarschijnlijk het gevoel heeft dat het toch haar eigen zaak is hoe ze zich kleedt (zie fund. 9 en 10 van Anke). Het effect van haar gedrag op de leerkracht zal voor Anke maar duidelijk worden als de leerkracht het haar zegt. Bovendien hebben een deel van de funderingen van de leerkracht te maken met schrik dat Anke iets overkomt (5, 6, 7, 9) of met "ik wil Anke iets leren" (8).
Het verzet van Anke zal voor een deel te maken kunnen hebben met de manier waarop de leerkracht deze punten brengt. De 'fout' die in dit soort situaties nogal eens gemaakt wordt, is dat men de leerlinge via 'objectieve argumenten' tracht te laten inzien dat ze ongelijk heeft. Funderingen van zowel leerlinge als leerkracht maken echter duidelijk hoe subjectief de beweegredenen voor beide standpunten zijn. Pas als de leerkracht zijn funderingen op deze subjectieve manier brengt, kan hij de leerlinge iets laten zien van zijn waarden, en verzanden beiden niet in een vruchteloze welles-nietes discussie, waarvan ik het (pedagogisch) effect sterk betwijfel! Daarbij is het goed om in het achterhoofd te houden dat waarde nooit afdwingbaar zijn; je kan echter heel wat invloed hebben op mensen door duidelijk te zijn over jouw standpunten en hun funderingen. Het is echter de keuze van de ander om daar al dan niet in mee te stappen.
2. Dit conflict gaat veel verder dan wat zich tussen deze leerkracht en leerlinge op dit moment afspeelt. Uit de funderingen van de leerkracht blijkt dat zijn reactie voortvloeit uit een bewustzijn van dat ruimere kader: Cartoon 4Waar met meerdere personen samengewerkt en -geleefd wordt is het belangrijk dat men op zo'n manier met elkaar omgaat dat álle betrokkenen zich er goed bij voelen. Een belangrijke weg daartoe zijn de afspraken die men maakt. Goeie afspraken worden met álle betrokkenen gemaakt. Dit lijkt mij nu net één van de problemen bij een doorsnee-schoolreglement: het is een reglement, want het is door een bepaalde groep betrokkenen opgesteld, die het van de andere groep afdwingt. Zelfs zij die over de naleving ervan moeten waken, hebben er in vele gevallen geen inspraak in gehad!
   Hoe kan een reglement evolueren naar een stel afspraken?
  1. Het is niet de bedoeling om ieder schooljaar opnieuw het warm water uit te vinden. Het bestaande reglement kan dus best als basis genomen worden.
  2. Een schoolreglement is iets dynamisch; het groeit mee naargelang er andere personen bij betrokken geraken of situaties evolueren. Hopelijk betekent dit niet dat er steeds maar punten bijkomen, maar ook dat standpunten die overbodig lijken, geschrapt worden (Ik ken een secundaire school waar het volledige reglement bestaat uit meer dan 600 punten. Wie zou die allemaal kennen?). Het lijkt mij belangrijk dat een school niet 'overregeld' geraakt. Dan rest immers nog weinig plaats voor spontaneïteit en creativiteit. Bovendien kweekt dit een sfeer van wantrouwen: wat officieel geregeld is, wordt verondersteld niet spontaan  te kunnen groeien...
  3. De functie van een schoolreglement is: het samenleven met meerdere mensen mogelijk maken. Zijn inhoud zou hier dan ook mee moeten overeenstemmen. Vraag is of bv. voorschriften over de kleur van turnpantoffels daar dan per se een plaats in moeten hebben. Wel zou er duidelijkheid moeten zijn over 'wat verwachten wij van elkaar?'. Hier denk ik bv. aan het gehanteerde evaluatiesysteem, afspraken i.v.m. tijden, plaatsen, afwezigheden,... Willekeur en onduidelijkheid kunnen immers bron zijn van heel wat mindere-gevoelens en dus vormen van verzet.
  4. Leerlingen bij inschrijving of in het begin van het schooljaar hun handtekening laten plaatsen onder een lijst regels, is hen dwingen om zich ermee akkoord te verklaren. Deze leerlingen hebben de facto zelden een andere keuze. We zullen dus op zoek moeten gaan naar een andere weg om leerlingen bij deze belangrijke aangelegenheid te betrekken. Daarvoor is het begin van het schooljaar een cruciaal moment. Iedere klastitularis zou bv. met zijn/haar klas een 'voorstel tot schoolreglement' kunnen overlopen en noteren waar leerlingen amendementen hebben. Die zouden dan op een centrale vergadering met directie, leerkrachten en leerlingen en eventuele andere betrokkenen besproken kunnen worden. Cartoon 5Uit deze vergadering zou een voorstel terug kunnen gaan naar de klassen tot men rond dit punt een consensus bereikt met de ganse schoolgemeenschap. Een voorwaarde om dit proces te laten slagen is natuurlijk de bereidheid om effectief over deze punten te overleggen! Dit lijkt mij bovendien alleen maar haalbaar in een school waar communicatie en overleg behoren tot de schoolcultuur. Zoniet merk je dat dit proces - cfr. het lot van vele leerlingenraden - toch een machtsstrijd wordt. En als er dán nog een leerlinge op school verschijnt in kledij die volgens het schoolreglement niet kan, dan heb je een heel andere beginsituatie om met deze leerlingen het gesprek aan te gaan.

3. Besluit

De hierboven beschreven manier om met conflicten om te gaan lijkt wellicht erg omslachtig en tijdrovend. En dat IS ook zo. Ik denk echter dat dit ook een taak van de school is: leerlingen leren mede-verantwoordelijk te zijn, te communiceren, voor zichzelf op te komen, eigen standpunten te ontdekken en verwoorden... En hoe leer je dit beter dan door dit dagelijks in de praktijk te brengen?
Dit artikel bood geen recept voor alle problemen en conflicten op school; wel heb ik geprobeerd om een tipje van de sluier op te lichten over hoe wij - De Vuurbloem - geweldloosheid binnen de schoolcontext zien functioneren. Wie hier dieper op in wil gaan kan steeds contact opnemen via het centrum in Brugge(3). Bovendien werken we aan een uitgebreidere brochure hierrond, die waarschijnlijk in het najaar van '99 klaar zal zijn.
Hilde Leonard
(met dank aan Lore voor het eerste voorbeeld)


(1) Meerdere-mindere posities vormen de basis voor geweld, volgens het model dat Pat Patfoort ontwikkelde in 'Bouwen aan Geweldloosheid'
(2) Authentieke situatie; deze funderingen werden met een groepje leerkrachten opgesteld tijdens een door mij begeleide training.
(3) De Vuurbloem, Centrum voor Geweldloosheid in Omgang en Conflicthantering,
Generaal Lemanstraat 126
8310 Brugge
tel. 050 37 36 99
 
 

Overzicht Artikels
Copyright © Forum voor vredesactie                     september 1998.