Home Soorten Verzorging Foto's Verhalen Wetenschap Links
Wetenschap
Op deze pagina bevinden zich populair wetenschappelijke artikelen over hamsters
1 De Syrische hamster (Mesocricetus
auratus), vergelijking van de wildvang en de gedomesticeerde goudhamster.
2 De vruchtbaarheidscyclus van de Syrische hamster (Mesocricetus auratus).
3 Onhoorbare roep.
Over de auteur.
Marcel van der Heyden heeft van 1985 tot 1990 biologie
gestudeerd aan de Universiteit Utrecht. Na zijn promotie onderzoek aan groeifactor
receptoren aan dezelfde universiteit, is hij 4 jaar werkzaam geweest bij het Nederlands
Instituut voor Ontwikkelings Biologie te Utrecht (Hubrecht laboratorium). Vanaf 2000 is
hij verbonden aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht en verricht daar onderzoek aan
stamcellen. Zijn vrije tijd besteedt hij deels aan werkzaamheden in het Knaagdierenpension
en Hamsterfokkerij Vrolijk te Nieuwegein.
De Pdf files op deze site kunnen bekeken worden
met Adobe Acrobat Reader 4.0 of hoger
De Syrische hamster (Mesocricetus
auratus), vergelijking van de wildvang en de gedomesticeerde goudhamster
Dr. Marcel A.G. van der Heyden
Geschiedenis van de laboratorium- en huis-hamster.
De Syrische hamster, ofwel goudhamster, is tegenwoordig een zeer
populair huisdier. Vergeleken met andere populaire huisdieren zoals de poes en de hond,
heeft de Syrische hamster deze status in een relatief korte tijd verworven. De eerste
beschrijving van de Syrische hamster stamt uit 1797. In dat jaar verscheen de tweede druk
van het boek "History of Aleppo" geschreven door Alexander en Patrick Russel.
Een deel van dit boek bevat beschrijvingen van de natuur in de omgeving van Aleppo,
Syrië. Er wordt in dit boek een hamster beschreven die zijn wangzakken met erwten
volgestopt heeft. In 1839 werd de Syrische hamster voor de eerste maal
"wetenschappelijk beschreven" door G.R. Waterhouse. Deze eerste beschrijving
kwam tot stand op basis van een pels en schedel van een volwassen vrouwtje. In 1898 maakte
Alfred Nehring een hamsterindeling, waarbij de grote soorten (Cricetus, bv. de
Europese hamster) en dwergsoorten (Cricetulus, bv. de Chinese dwerghamster)
gescheiden werden door de middelgrote soorten (Mesocricetus, bv. de Syrische
hamster).
Afbeelding 1. De Syrische hamster als huisdier.
De moderne geschiedenis van de Syrische hamster
begint in 1930. In die tijd verrichten wetenschappers, waaronder parasitoloog Saul Adler,
aan de universiteit van Jeruzalem onderzoek naar huidleishmaniasis ook wel oriëntzweer of
Aleppobuil genoemd. Deze aandoening wordt veroorzaakt door kleine Zweepdiertjes die door
zandvliegen overgebracht worden. Voor het kweken van deze parasieten werden tot dan toe
Chinese dwerghamsters (Cricetulus griseus) gebruikt. Omdat die zich echter slecht
voorplantten in gevangenschap, werd een expeditie op touw gezet om een foklijn van C.
migratorius op zetten. Eén van de deelnemers van de expeditie, veldbioloog Israel
Aharoni, wist van het bestaan van de Syrische hamster. Deze expeditie van 1930 voerde naar
Antiochia (het tegenwoordige Antakya). Op weg naar dit gebied, verbleef de expeditie acht
dagen in de buurt van Aleppo. Daar werden op 12 april een aantal hamsterburchten
uitgegraven. In één hiervan werd een vrouwtje gevangen met 11 jongen van ongeveer 2,5 cm
groot. Nadat het gestresste vrouwtje één jong had doodgebeten werden de tien resterende
jongen van de moeder gescheiden. De moeder zelf werd gedood. De jonkies werden door
mevrouw Aharoni grootgebracht. Nadat de jongen een keer uitgebroken waren, werden er nog
maar 9 teruggevonden. Het echtpaar Aharoni besloot toen de dieren onder te brengen in het
dierencentrum van de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem. Echter, de eerste nacht
ontsnapten vijf jongen die helaas verdronken in een zwembad. Er waren toen nog maar drie
mannetjes en één vrouwtje over. Dit vrouwtje kan de Eva van de huidige gedomesticeerde
Syrische hamsters genoemd worden. De expeditie bracht ook een aantal C. migratorius
mee, maar die wilden zich in gevangenschap niet voortplanten, en waren dus ongeschikt voor
het uiteindelijke doel: onderzoek naar huidleishmaniasis. Dit in tegenstelling tot de
Syrische hamster.
Op 18 augustus 1930 werden de eerste jongen in gevangenschap geboren, en in dat eerste
jaar werden er in totaal 150 jongen geboren en begon de Syrische hamster aan zijn bestaan
als proefdier. In 1931 werden de eerste Syren naar Frankrijk en Engeland gebracht. In
Engeland werden in 1937 de eerste dieren aan hobby fokkers overgedragen en begon de Syr
aan zijn bestaan als knuffeldier, mede door opzetten van de eerste hamsterfokkerij door
Percy Parslow in Great Bookham, Engeland. In 1938 werden de eerste dieren uitgevoerd naar
de Verenigde Staten en een jaar later naar India en Egypte. In 1944 werd er in Rio de
Janeiro (Brazilië) een hamsterfokkerij opgezet. De Syrische hamster werd steeds
populairder als huisdier en proefdier.
Pas in 1971 werden er in de buurt van Aleppo opnieuw Syrische hamsters gevangen en
overgebracht naar de Verenigde Staten. Ook later, in 1972, 1978, 1982, 1986 en 1991 werden
in deze omgeving nog Syrische hamsters gevangen, maar in welke mate die verder vermengd
zijn onder de al bestaande gedomesticeerde populatie is voor een groot deel onduidelijk.
Het is te verwachten dat vrijwel alle huidige huis- en laboratorium-hamsters afstammen van
de vier, in 1930 gevangen dieren. Volgens de huidige schattingen zijn er wereldwijd
momenteel zo'n 7 tot 8 miljoen huis-hamsters.
De Gattermann expedities.
In september 1997 en maart 1999 werden er opnieuw expedities op touw
gezet, ditmaal vanuit de Universiteit van Halle, Duitsland, en onder leiding van Rolf
Gattermann. Het doel was om meer te weten te komen over het verspreidingsgebied en de
aanwezigheid van de Syrische hamster in Noord-Syrië, en om hamsters te vangen voor
genetisch, zoölogisch en gedragsonderzoek.
Tijdens de 1997 expeditie lukte het niet om hamsters te vangen, maar naar aanleiding van
vele interviews met plaatselijke bewoners lukte het wel een verspreidingskaart te maken.
Een jaar later kon Mohammed Abiad één mannetje en twee vrouwtjes vangen en bracht ze
over naar Halle, waaruit op 28 augustus 1998 de eerste 12 jongen geboren werden.
Genetische studies wezen inderdaad uit dat deze wildvang hamsters genetisch verschillend
waren van de laboratorium hamsters en dat er dus sprake was van een nieuwe stam Syrische
hamsters. De genetische variabiliteit in de laboratorium hamsters was drie keer zo laag
als die in wildvang hamsters, wat natuurlijk niet verwonderlijk is met een geschiedenis
van bijna 70 jaar inteelt. De 1999 expeditie had meer succes en er werden 30 burchten in
kaart gebracht, in totaal werden 23 burchten opgemeten en werden er dertien hamsters
gevangen en overgebracht naar Halle.
Het huidige verspreidingsgebied ligt in de dichtbewoonde, vruchtbare landbouwgebieden op
het Aleppiaans plateau. Het gebied ligt op 280 tot 380 meter boven zee niveau en is
slechts 10.000 tot 15.000 vierkante kilometer groot en is daarmee vergelijkbaar met de
provincies Zuid-Limburg, Noord-Brabant en Gelderland samen. Het spreidt zich uit ten
noorden en zuiden van de stad Aleppo. De westelijke en noordelijke begrenzingen worden
gevormd door het Noord-Syrisch massief en de Turkse Taurus bergen. In het oosten wordt het
gebied begrensd door de rivier de Eufraat en ten zuiden ligt een steenachtige steppe.
Buiten dit gebied zijn echter ook wel eens hamsters waargenomen. Wanneer men ervan uitgaat
dat de hamsterdichtheid in dit gebied vergelijkbaar is met de Europese hamster (Cricetus
cricetus, 0.5-2 burchten per hectare) dan kan het totale aantal in het wild levende
Syrische hamsters geschat worden op 50.000 tot 200.000 dieren. Dit aantal wordt sterk
bedreigd door de enorme bevolkingsgroei in dit gebied, veranderende landbouwtechnieken en
bestrijding door boeren die de hamster als plaagdier zien.
Afbeelding 2. Het verspreidingsgebied (geel) van de Syrische hamster.
In het verspreidingsgebied ligt de gemiddelde
temperatuur in de winter rond 10 graden Celsius, er zijn vorst en sneeuw perioden en er
zijn minimumtemperaturen van -4 tot -9 graden Celsius waargenomen. In de zomerperiode
werden midden op de dag waarden van 35 tot 38 graden gemeten en de temperatuur zakte tot
30-32 graden vlak voor zonsondergang. Op het moment dat de hamsters actief worden is het
in de zomer 15 graden rond middernacht en 6 graden in de ochtend. Ondergrondse metingen op
70 centimeter diepte, waar ook de kraamkamers zich bevinden, geven een constante
temperatuur van 12 graden.
Zoals gezegd zijn er 30 burchten onderzocht. Ze bevonden zich voornamelijk op velden met
éénjarige gewassen. De diepte van een hamsterburcht varieerde van 36 tot 106 centimeter.
De gemiddelde lengte van de tunnels was bijna 2 meter, maar ook lengtes van meer dan 9
meter zijn waargenomen. De ingang was 4-5 centimeter in diameter en leidde naar een
verticale tunnelbuis van 18 tot 45 cm lang. Bij bewoonde burchten was de verticale
tunnelpijp altijd van binnenuit afgesloten met een prop aarde van 5 tot 10 cm. Deze dient
waarschijnlijk om roofdieren en overvloedige regenval buiten te houden. Na de verticale
tunnelbuis werd de tunnel vlakker en liep dan langzaam af naar de nestkamer. Deze
nestkamer was 10 tot 20 cm breed en het dak hiervan bevond zich zo'n 60 cm onder het
oppervlak. De kamer bevatte een rond nest, meestal van droog plantaardig materiaal, maar
soms ook met textiel, vogelveren of gescheurd plastic. Vanuit de nestkamer ontsprongen
minimaal twee nieuwe tunnels. Eén daarvan was 10-15 cm lang en liep dood. Deze werd
waarschijnlijk gebruikt als plasplaats, maar keutels werden door de hele burcht gevonden.
De ander tunnel(s) waren ongeveer 100 tot 150 cm lang en gingen verder de diepte in met
verschillende hellingsniveaus. Deze werden voornamelijk gebruikt voor voedselopslag. Voor
de winterslaap periode werden ze volgestouwd met allerlei granen, in de zomerperiode werd
er voornamelijk wat groenvoer bewaard. De onderzoekers vonden geen verschil tussen de
burchten van vrouwtjes en mannetjes. In de velden rond Azaz werden 15 burchten gevonden op
een oppervlakte van 30 hectare. De twee dichtst bij elkaar gevonden bewoonde burchten
waren 118 meter van elkaar vandaan.
De onderzoeksgroep van Gattermann was eerder al benieuwd hoe laboratoriumhamsters zich
zouden gedragen onder min of meer natuurlijke omstandigheden. Om dit te onderzoeken hebben
ze van 1992 tot 1995 Syrische hamsters ondergebracht in een kasje van 7,8 vierkante meter.
Dit benaderde enigszins de natuurlijke omstandigheden, met name de veranderingen in
daglengte, hoge en lage temperaturen en weinig neerslag. Voer was voldoende voorhanden in
de vorm van granen, korrels maar ook groente en fruit. De hamsters werden met behulp van
videocamera's geobserveerd. Eenmaal losgelaten in zo'n kas maakte één van de hamsters
direct een overwinteringsburcht die typisch is voor de soort. Dit is dus blijkbaar
duidelijk genetisch vastgelegd, omdat deze labhamsters al vele generaties geen burcht meer
gebouwd hadden. Deze hamster leeft alleen in zo'n burcht en overwinterde er van
oktober/november tot maart/april. In de zomerperiode werden er jongen in grootgebracht.
Deze dominante hamsters waren alleen 's nachts buiten de burcht actief, gemiddeld zo'n 3
tot 4 uur. Ze verzamelden dan voornamelijk voedsel en brachten dat de burcht in en ze
markeerden de omgeving met hun flankklieren. Dit alles gold echter alleen maar voor die
ene hamster in de kas die een overwinteringsburcht gemaakt had, en dus de dominantste was.
Ondanks dat er ruim voldoende voedsel voorhanden was en de oppervlakte relatief groot was,
kon er toch maar één hamster floreren. De andere hamsters waren 12 tot 14 uur per nacht
actief en probeerden uit de kas te ontsnappen, wat natuurlijk niet lukte. Vlak voor
zonsopgang bouwden ze snel een eenvoudige noodburcht van 15 tot 25 cm diep, bestaande uit
een klein tunnelbuisje en een klein kamertje om in te slapen en voor een kleine
voedselvoorraad. Met behulp van de video opnamen kon zelfs aangetoond worden dat de
dominante hamsters de noodburchten van de andere openden, plunderden en kapot maakten.
Daartoe verzamelden ze zand onder hun buik en schoven dat met hun achterpoten de
noodburcht in. Het hele proces van openen, plunderen en kapot maken duurde tussen de 2 en
20 minuten. De ondergeschikte hamsters hadden geen overlevingsmogelijkheden in de kas en
werden na 2 weken, in een uitgeputte en ondervoedde toestand, uit de kas bevrijdt. Het is
dus duidelijk dat Syrische hamsters een territoriaal gedrag hebben en dat in het wild een
flinke afstand tussen de burchten geen overbodige luxe is.
Zoals gezegd werden er in de omgeving Aleppo in maart 1999 dertien hamsters gevangen,
zeven mannetjes en zes vrouwtjes. De mannetjes wogen gemiddeld 99.5 gram en de volwassen
vrouwtjes wogen gemiddeld 76 gram. Dit is dus heel wat minder dan de gemiddelde
tentoonstellingshamster. In vergelijking met gewone laboratorium hamsters waren er niet
direct duidelijke verschillen, alleen de kleur van de wilde hamsters was wat intenser. De
hamsters werden overgebracht naar de Universiteit van Halle voor het opzetten van een
fokgroep. De jongen van deze dieren (wildvang) werden op een groot aantal punten
vergeleken met de gewone laboratorium hamsters.
Vergelijking van laboratorium met wildvang hamsters.
65 laboratorium hamsters (lab hamster) en 39 wildvang hamsters (F2
en F3) werden na 30 dagen van hun moeder gehaald en individueel of groepsgewijs (3
hamsters per groep) gehuisvest, dit laatste om te kijken of dit van invloed was op de
ontwikkeling. Van deze groepen moesten er 12 uit elkaar gehaald worden omdat er onderling
teveel agressie was. Opmerkelijk was dat in 38,5% van de laboratorium groepen en 71,4% van
de wildvang groepen agressie optrad, wat aangeeft dat de wildvang groepen onderling minder
verdraagzaam zijn. Daarnaast bleek dat de vrouwen onderling minder verdraagzaam waren dan
de mannen, onafhankelijk van de afkomst. De leefomstandigheden waren als volgt: de
temperatuur was 21 graden, met 14 uur licht en 10 uur donker per 24 uur. De dieren zaten
op houtkrullen en kregen pellet voer (ruw eiwit 19%, ruw vet 4,2%, ruwe vezel 5,8%, as
7,2%). De hamsters werden tweemaal per week gewogen totdat ze 22 weken oud waren. In beide
groepen dieren, lab en wildvang hamsters, trad de sterkste groei op tussen de 2e
en 6e week, maar de dieren bleven doorgroeien tot aan de 22e week.
Het bleek dat de lab hamsters zwaarder werden dan de wildvang hamsters, een verschil dat
pas begon op te treden nadat de jongen van de moeder gehaald waren. Ook aten de lab
hamsters meer (zie Tabel 1). Dit verschil in gewicht werd vooral veroorzaakt doordat de
lab hamsters meer vetvrije massa en meer lichaamsvocht hadden en dus niet doordat de lab
hamsters meer vet hadden. De wildvang hamsters waren gemiddeld iets langer en hadden iets
langere oren. Wat verder nog opvallend is, is dat zowel in de lab als wildvang hamsters de
mannetjes relatief meer lichaamsvet bezaten (25-27%) in tegenstelling tot de vrouwtjes
(16-17%).
Tabel 1 Enkele gegevens van laboratorium en wildvang hamsters (F2 en F3) van 22 weken oud.
Het bleek verder dat de dieren die individueel
opgroeiden lichter bleven dan de dieren die in groepen van 3 opgroeiden, bijvoorbeeld in
lab hamsters 121,9 gram tegenover 165,8 gram! De groepsdieren bezaten relatief ook meer
lichaamsvet (±25-28%) dan individueel gehuisveste dieren (± 20%), deze waarden wijken af
van de voorgaande omdat hier mannetjes en vrouwtjes bij elkaar genomen zijn. Ook aten de
groepsgewijs gehuisveste dieren meer en werden langer dan alleen levende dieren. Dit
effect werd zowel bij lab als wildvang hamsters gevonden.
Vervolgens werd er naar de verschillende organen gekeken en het bleek dat vooral de milt
relatief zwaarder was in lab hamsters, terwijl er voor de nieren geen verschil gevonden
werd. In de wildvang hamsters waren de teelballen, epididymis, de bijnier en de
eierstokker relatief iets lichter dan de lab hamsters, maar er werd geen verschil gevonden
in relatief gewicht van de baarmoeder. Nota bene, in labhamsters maken de teelballen 3.6%
uit van het totale lichaamsgewicht, en in wildvang hamsters is dat nog altijd 2.9%.
Hamsters worden veel gebruikt als proefdier bij onderzoek naar de regulatie van het
natuurlijke dag/nacht ritme omdat dit in hamsters heel strikt geregeld en voorspelbaar is
en er daardoor dus goed gekeken kan worden naar de onderliggende hormonale systemen. Men
kan zich echter afvragen of deze eigenschap van de lab hamsters veroorzaakt werd door de
inkruisingen die in de loop der jaren opgetreden zijn, of dat dit ook een natuurlijke
eigenschap van de Syrische hamster is. Daarom werden ook in dit opzicht de laboratorium
hamsters vergeleken met de wildvang hamsters. De hamsters kregen een vaststaand dag/nacht
ritme van 14 uur licht en 10 uur donker. De activiteit van de hamsters werd bekeken door
infrarood camera's en door het registreren van de omwentelingen van het looprad dat de
hamsters tot hun beschikking hadden. Er werden geen duidelijke verschillen gevonden tussen
de lab hamsters en wildvang hamsters, in dit geval F1. Van de dagelijkse activiteit van de
hamsters vond zo'n 80% plaats in de donkere periode. Het looprad werd eigenlijk alleen
maar in de donkere periode gebruikt, maar opvallend genoeg waren de wildvang hamsters
daarin drie keer zo actief als de lab hamsters. Lab hamsters maakten gemiddeld 5.306
omwentelingen per 24 uur, wildvang hamsters maar liefst 16.862 omwentelingen. Bij een
groot rad is dit toch bijna 50 cm per omwenteling, wat neerkomt op ruim 8 km per 24 uur
voor de wildvang hamsters. Wanneer de dieren voor de duur van het experiment alleen maar
in het donker gehouden werden, hielden ze toch hun normale ritme aan van 24 uur. Met
andere woorden, ze werden altijd op dezelfde tijd wakker en waren op dezelfde tijd actief
gedurende het etmaal.
Conclusies.
De conclusie van dit verhaal is dat er nog veel Syrische hamsters
leven in hun natuurlijke verspreidingsgebied. We zijn wat meer te weten gekomen over hun
natuurlijke levens-omstandigheden en gedrag, en de huidige lab hamsters, en waarschijnlijk
ook de huisdier hamsters, zijn wel wat verschillend vergeleken met de dieren in het wild,
maar heel erg groot zijn de verschillend nu ook weer niet.
Gebruikte literatuur.
Alderton D. Rodents of the world. Blanford, London
1999.
Gattermann R. 70 Jahre Goldhamster in menschlicher Obhut - wie gross sind die Unterschiede
zu seinen wildlebenden Verwandten? Tierlaboratorium 23:86-99 (2000).
Gattermann R. Fritzsche P, Neumann K, Al-Hussein I, Kayser A, Abiad M, Yakti R. Notes on
the current distribution and the ecology of wild golden hamsters (Mesocricetus auratus). J
Zool, Lond. 254:359-365 (2001).
Gattermann R, Fritzsche P, Weinandy R, Neumann K. Comparative studies of body mass, body
measurements and organ weights of wild-derived and laboratory golden hamsters
(Mesocricetus auratus). Lab Anim 36:445-454 (2002).
Weinert D, Fritzsche P, Gattermann R. Activity rhythms of wild and laboratory golden
hamsters (Mesocricetus auratus) under entrained and free-running conditions. Chronobiol
Int 18:921-932 (2001).
© Marcel AG van der Heyden, 2004
De vruchtbaarheidscyclus van de Syrische hamster (Mesocricetus auratus).
Afbeelding 2. De paring. Het vrouwtje staat
stokstijf stil in de typische paarhouding terwijl het mannetje haar bevrucht.
Er worden gemiddeld wat meer mannetjes dan vrouwtjes verwekt (64.3%) en ook geboren
(54.7%). De grootte van de nesten kan sterk varieren van 1 tot 13 jongen, maar het
gemiddelde ligt tussen de 6 en 7 jongen. De derde en vierde zwangerschap resulteert
meestal in wat meer jongen waarna het aantal jongen over het algemeen afneemt in de vijfde
zwangerschap. De meeste vrouwtjes krijgen zo'n 3 tot 4 nesten, de daarop volgende worden
vaak geaborteerd of het vrouwtje wordt helemaal niet meer zwanger, hoewel ze nog wel
bronstig kan zijn.
Rol van voeding.
De vruchtbaarheidscyclus van de vrouwtjeshamsters wordt door verschillende
factoren beinvloedt. Eén daarvan is de voedingsstatus van het dier. Het hele proces van
voortplanting, dat bestaat uit territoriaal gedrag, paring, nestbouw en zogen, kost veel
energie. Het grootbrengen van één jong tot een leeftijd van drie weken kost een moeder
die zelf ongeveer 100 gram weegt, in totaal ruim 145 kilocalorieen. Bij een nest van 7
jongen gebruikt ze bijna 1000 kcal meer dan normaal. In tijden dat de dieren een slechte
voedingsstatus hebben wordt deze energie niet besteed aan de voortplanting maar aan het
overleven.
Hamsters hebben een heel eigen methode ontwikkeld om hun voedingsstatus op peil te houden.
Van muizen en ratten is bekend dat wanneer ze een periode te weinig gegeten hebben, ze dat
tekort inhalen door extra veel te eten als er weer genoeg voedsel is. Syrische hamsters
doen dat niet. Ze hebben maar weinig variatie in de grootte en frequentie van hun
maaltijden. In de natuur leven hamsters in burchten waarin ze een grote voedselvoorraad
aanleggen. Wanneer hamsters een tijd te weinig gegeten hebben gaan ze juist extra
hamsteren. Het gevolg is dat er weer een ruime voedselvoorraad voorhanden is waar ze dan
iets vaker en iets meer van gaan eten in een veilige omgeving.
De onderzoeker Morin heeft ontdekt dat wanneer een Syrische hamster op de 1e en
2e dag van de cyclus geen voedsel tot hun beschikking hebben, de daaropvolgende
estrus (vruchtbare fase) uitblijft. Dit wordt veroorzaakt door een gebrek aan bepaalde
suikers in het bloed, waardoor de noodzakelijke hormonale veranderingen die de cyclus
aansturen niet plaatsvinden.
Ook direct na de bevruchting speelt voedselbeschikbaarheid een grote rol. Wanneer de
hamster gedurende de eerste twee dagen van de zwangerschap te weinig voer heeft zullen er
minder embryo's in de baarmoederwand innestellen en komen er dus minder jongen tot
volledige ontwikkeling.
Zwangere hamsters eten niet meer dan anders. Dit in tegenstelling tot veel andere dieren,
zoals bijvoorbeeld ratten, die juist een vetvoorraad aanleggen voor de periode dat de
jongen geboren zijn en het energieverslindende zogen begint. In de Syrische hamster gaat
de ontwikkeling van de jongen tijdens de zwangerschap zelfs ten koste van de vetvoorraad
van het vrouwtje. Ze besteden er vaak meer dan 40% van hun vetvoorraad aan. De oplossing
van hamsters is ook hier weer het aanleggen van een voedselvoorraad zodat er tijdens de
zoogperiode voldoende eten voorhanden is.
Hamsters eten vaak één of meerder van hun jongen op. Dit doen ze om de juiste balans aan
te brengen tussen de hoeveelheid jongen en de voedselvoorraad. Wanneer er door
onderzoekers bij de geboorte één of meerdere jongen weggenomen werden uit het nest,
werden er gemiddeld minder jongen opgegeten. Ook wanneer de moeders een grotere
voedselvoorraad kregen op het moment dat de jongen geboren werden, aten ze minder jongen
op. Ook zwaardere moeders, en dus exemplaren die goed uitgegroeid zijn, brengen gemiddeld
meer jongen groot. Dit werd nog eens extra duidelijk toen onderzoekers door middel van een
dieet drie typen hamsters maakten met veel, gemiddeld en weinig lichaamsvet. Daarna werden
de vrouwtjes zwanger en gedurende de zwangerschap en de zoogperiode kregen ze allemaal
hetzelfde te eten. De vrouwtjes die met het meeste lichaamsvet aan de zwangerschap
begonnen brachten uiteindelijk ook de meeste jongen groot en vertoonden het minste
kannibalisme.
Afbeelding 3. Een nestje pasgeboren Syrische
hamsters.
Wanneer de moederhamsters zogen, kunnen ze wel drie tot vier keer zoveel eten dan normaal,
en hoe meer jongen, hoe meer ze eten. Normaal gesproken gebruikt een hamster van 100 gram
zo'n 18 kcal per dag, in het laatste deel van de zoogperiode kan dat oplopen tot 80 kcal
per dag. Ook eten moeders in de zoogperiode extra vet en eiwitrijk voedsel. Wanneer de
jongen van de moeder af zijn, gaat dit eetgedrag nog een aantal weken door en kunnen de
ex-moeders zelfs zwaarder worden dan voor de zwangerschap. Er wordt gedacht dat dit gedrag
nodig is om de verloren vetvoorraad weer volledig op peil te brengen.
Rol van licht en temperatuur.
Vrouwtjes kunnen in principe het gehele jaar door zwanger worden, maar onder
semi-natuurlijke omstandigheden zijn er minder zwangerschappen in de winterperiode
(oktober-maart). Deze vermindering van de zwangerschappen komt voor een deel op rekening
van de mannetjes. In experimenten waarin hamsters onder semi-natuurlijke omstandigheden
aan veranderingen in daglichtperiode blootgesteld werden, bijvoorbeeld op het dak van een
laboratorium in Parijs, bleek dat het gewicht van de zaadballen met 80% afnam in de late
herfst/winterperiode (november-januari). In dezelfde periode werd in de vrouwtjes de
vruchtbaarheidscyclus onderbroken. Een kunstmatige verlenging van de lichtperiode in deze
maanden verhoogde de kans op zwangerschap weer. Het blijkt dat minimaal 12.5 uur licht per
etmaal nodig is om de hamsters het gehele jaar door vruchtbaar te laten blijven. Echter,
de biologische klok van de hamsters is zo sterk dat, nadat de hamsters 20 tot 25 weken
lang minder dan 12.5 uur licht per etmaal hebben, zeg maar een extra lange
"winter", ze toch weer seksueel actief worden, ongeacht of de daglengte
verandert.
Wanneer voedsel zo belangrijk is voor de voortplanting, zijn andere factoren die een grote
invloed hebben op het energieverbruik ook indirect van belang op de voortplanting, zoals
temperatuur. Wanneer hamsters bij lage temperaturen gehouden worden en de lichtperiode
niet verandert, duurt het langer dan normaal voordat de hamsters de puberteit bereiken.
Ook blijven de geslachtsorganen dan kleiner en er worden minder eitjes geproduceerd, het
aantal jongen per worp is kleiner en er zit meer tijd tussen de vruchtbaarheidscycli. Door
de hamsters meer en calorierijker voer te geven worden deze negatieve effecten van een
lage temperatuur op de voortplanting deels teniet gedaan.
De hamsters zelf reageren op lagere temperaturen door een beter en groter nest te maken.
Dit kunnen onderzoekers meten door de hoeveelheid katoen die een laboratoriumhamster
hiervoor gebruikt dagelijks te wegen. Het bleek toen dat hamsters bij lagere temperaturen
(10 graden Celsius) grotere nesten bouwden dan hamsters die bij 22 graden leefden, en dat
zwangere vrouwtjes grotere nesten bouwden dan niet zwangere, onafhankelijk van de
temperatuur. De hoeveelheid jongen die werden geboren was in beide groepen (10 graden vs
22 graden) even groot (ongeveer 11), maar in de 22 graden groep waren er na negen dagen
nog 10 jongen over, terwijl in de 10 graden groep er slechts 7 jongen over waren gebleven.
Groepsgewijze huisvesting bevordert asynchronisme.
Het is een bekend gegeven dat een groep vrouwen die samen onder één dak wonen,
bijvoorbeeld in een studentenhuis, een synchrone vruchtbaarheidscyclus gaan vertonen. Bij
andere sociale dieren, ratten bijvoorbeeld, is dat ook zo. Syrische hamsters echter zijn
strikt solitair levende dieren in de natuur en het is interessant om te weten of
synchroniciteit ook optreedt bij deze diersoort. Het wordt nog interessanter als we
beseffen dat hamsters in laboratoria en bij fokkers vaak bij elkaar in één ruimte worden
gebracht. Onderzoekers hebben daarom een paar experimenten gedaan om hier meer over te
weten te komen. In een eerste proef werden kleine groepen (2, 3 of 4 hamsters) gevormd van
dieren die in een willekeurige cyclusfase zaten. Nadat ze 15 weken samen in één kooi
gezeten hadden bleek dat de cyclus niet synchroon was gaan lopen. In een ander experiment
werden hamsters die in dezelfde cyclusfase zaten elk apart gehuisvest in traliehokken die
tegen elkaar aan stonden. In de controle groep werden de hokken 10 tot 15 cm uit elkaar
gezet. Na 120 dagen bleek dat de hamsters in de hokken die tegen elkaar aan stonden een
asynchrone cyclus hadden, terwijl dat in de controle groep niet gebeurde. Blijkbaar is
direct fysiek contact nodig en voldoende om de hamsters allemaal in een andere cyclusfase
te krijgen. De cyclus werd asynchroon doordat de normale vierdaagse cyclus soms
afgewisseld werd met een vijfdaagse cyclus. De onderzoekers vroegen zich af wat het nut
van zo'n gedrag kon zijn. Met computersimulaties konden ze vaststellen dat het
voortplantingssucces (aantal jongen per seizoen) groter was wanneer de hamsters asynchroon
lopen, dit kon wel 5 keer zo groot zijn. Dit effect was het sterkst onder moeilijke
omstandigheden met een lage bevruchtingskans (weinig hamsters per oppervlakte land
bijvoorbeeld vroeg in de lente als er veel hamsters gedurende de winter overleden zijn).
Men denkt dat de vrouwtjes elkaar signalen geven over hun cyclusfase, hetzij door direct
contact of door geursporen, en dan asynchroon gaan lopen. Het mannetje dat 's nachts de
burcht van een vruchtbaar vrouwtje binnenkomt, onthoudt dat hij daar de volgende nacht
niet meer terug hoeft te komen en besteedt zijn tijd aan het zoeken van een vrouwtje dat
die nacht wel vruchtbaar is. Het mannetje kan binnen een gebied dus elke nacht een
vruchtbaar vrouwtje vinden, terwijl hij in een synchroon lopende populatie maar 1 nacht de
tijd heeft om alle vrouwtjes te bevruchten. Het zal duidelijk zijn dat dit minder succes
heeft.
Conclusies.
De Syrische hamster heeft een strikte vierdaagse vruchtbaarheidscyclus. De cyclus wordt
door een aantal omgevingsfactoren beinvloed, waarvan voeding, daglicht periode en sociale
interacties de belangrijkste zijn. Veel van deze bevindingen zijn afkomstig uit
laboratoria en helaas zijn er maar heel weinig gegevens bekend over de voortplanting van
de hamster in het wild.
Gebruikte literatuur.
Asdell SA. Patterns of mammalian reproduction. (second edition) Cornell University Press
1964.
Bhatia AJ, Schneider JE, Wade GN. Thermoregulatory and maternal nestbuilding in Syrian
hamsters: interaction of ovarian steroids and energy demand. Physiol Behav 58:141-146
(1995).
Fritsche P, Riek M, Gattermann R. Effects of social stress on behavior and corpus luteum
in female golden hamsters (Mesocricetus auratus). Physiol Behav 68:625-630 (2000).
Gattermann R, Ulbricht K, Weinandy R. Asynchrony in the estrous cycles of golden hamsters
(Mesocricetus auratus). Horm Behav 38:94-101 (2000).
Hsu MJ, Garton DW, Harder JD. Energetics of offspring production: a comparison of a
marsupial (Nonodelphis domestica) and a eutherian (Mesocricetus auratus). J Comp Physiol B
169:67-76 (1999).
Schneider JE, Buckley CA, Blum RM, Zhou D, Szymanski L, Day DE, Bartness TJ. Metabolic
signals, hormones and neuropeptides involved in control of energy balance and reproductive
succes in hamsters. Eur J Neurosci 16:377-379 (2002).
Stetson MH, Tate-Ostroff B. Hormonal regulation of the annual reproductive cycle of golden
hamsters. Gen Comp Endocrin 45:329-344 (1981).
Wade GN, Schneider JE. Metabolic fuels and reproduction in female mammals. Neurosci
Biobehav Rev 16:235-272 (1992).
© Marcel AG van der Heyden, 25-02-2004.
Onhoorbare roep.
Dr. Marcel AG van der Heyden
Jonge, hulpeloze hamstertjes hebben hun moeder hard nodig. Zij beschermt en voedt het
jonge kroost. Maar moeders moet natuurlijk ook wel eens op stap, en dan blijven de jonkies
alleen achter. Moeder mag dan niet te lang wegblijven omdat de jonkies het anders te koud
krijgen. Onderzoekers in Japan hebben ontdekt dat hamster puppies dan specifieke kreetjes
gaan slaken. Het blijkt dat Syrische, Russische en Chinese hamsters allemaal verschillende
kreten uitslaan, een deel daarvan is voor ons ook hoorbaar, een ander deel is ultrasoon.
Dat betekent dat de toontjes zo hoog zijn dat we ze niet kunnen horen.
De ultrasone geluidjes van Syren en Russen duren ongeveer 150 milliseconden, die van jonge
Chineesjes zijn drie keer zo kort, 50 milliseconden. Verder blijkt dat jonge rusjes twee
verschillende soorten ultrasone geluidjes maken.
Jonge Syrische hamsters
van 3 dagen oud.
De voor ons hoorbare kreetjes van de Syren zijn 300 milliseconden lang, die van de Russen
en Chinesen duren beiden ongeveer 120 milliseconden. Verder blijkt dat de hoorbare
geluidjes gemaakt worden met het strottehoofd, dus met de stembanden, terwijl de ultrasone
geluidjes worden "gefloten".
Hoe de moeder hier precies op reageert hebben ze nog niet onderzocht in alle
hamstersoorten. Van Syrische hamsters is bekend dat de moeder de jonkies gaat verzamelen
en naar het nest terugbrengt. Bij ratten is daar meer onderzoek naar gedaan. Ook rattepups
maken ultrasone geluidjes wanneer ze het koud krijgen. Dit heeft meerdere effecten op
moeder rat. Al 5 minuten nadat ze het ultrasone geluid van haar pups te horen krijgt,
maakt ze een bepaald hormoon aan, prolactine genaamd. Dit hormoon stimuleert onder andere
de aanmaak van moedermelk. Tegelijkertijd gaat zij ook specifiek moederlijk gedrag
vertonen, zoals het bouwen van een nest en het zoeken en terughalen van de jonkies. De
onderzoekers denken nu dat de ultrasone geluidjes van de jongen de aanmaak van dit hormoon
stimuleert. Dat zorgt er vervolgens weer voor dat er melk aangemaakt wordt en moederlijk
gedrag optreedt.
Gebruikte literatuur.
Hashimoto en anderen.
Prolactin levels and maternal behavior induced by ultrasonic vocalizations of the rat pup.
Exp Anim 50:307-312 (2001)
Comparative study on isolation calls
emitted from hamster pups. Exp Anim 50:313-318 (2001)
© Marcel AG van der Heyden, 25-02-2004.