1. The Simple Past Tense (de simpele verleden tijd) · Verplicht indien: - de
handeling is afgelopen - bij duidelijke verledentijdsbepalingen (last year, in
1988 etc.)
· Je gebruikt de tweede vorm van het werkwoord.
· I saw him yesterday
2. The Past Tense versus The Present Perfect Tense (voltooide tijd) · Altijd
een vorm van het werkwoord to have, gevolgd door een voltooid deelwoord van een
ander werkwoord.
· Je gebruikt het als de handeling is afgelopen (maar niet precies wanneer)
of, Wanneer de handeling nog voortduurt vanuit het verleden (toen naar nu)
· Yesterday I went to a concert of the Rolling Stones I have gone to a
concert of the Rolling Stones I was here at seven o'clock I have been here since
seven o'clock.
3. The Present Tenses (tegenwoordige tijd) · Present Simple Tense -
Handeling die regelmatig plaatsvindt, bij feiten, gewoontes - Bij always,
usually, generally etc.
· Present Continuous Tense (=To be + -ing vorm ander werkwoord) - Wanneer je
het op dat moment doet - Bij irritatie
· She writes books for a living (Simple Tense) She is writing a book at this
moment (Continuous Tense) I always enjoy a good book (Simple Tense) What are you
doing there! (Continuous Tense)
4. The Perfect Tenses (voltooide tijden) · The Present Perfect (voltooid
tegenwoordige tijd) - Je gebruikt het als de handeling is afgelopen (maar niet
precies wanneer) - Wanneer de handeling nog voortduurt vanuit het verleden (toen
naar nu) - have/has + voltooid deelwoord
· I have always worked for the Albeda College
- I have known him for years
· The Past Perfect Tense (voltooid verleden tijd) - De eerste van twee of
meer handelingen uit het verleden - Had + voltooid deelwoord
· We wondered if we had lost our sales contracts in the fire
|