Zo begon de top manager contract onderwijs, die tijdens de lessen Engels had
zitten slapen, zijn brief met een grove grammaticale fout. "Hoezo
fout?", vraagt u zich wellicht af. "Gisteren hebben wij uw brief
ontvangen." is zo toch perfect vertaald. De Nederlandse zin is inderdaad
letterlijk vertaald, maar omdat er "yesterday" in de zin staat
gebruiken de Engelsen de gewone verleden tijd (in het Nederlands: "Gisteren
ontvingen wij uw brief.") en niet de voltooide tijd met "hebben".
Kortom: als er een bepaling van verleden tijd, als "yesterday", in de
zin staat wordt het "hebben", dat in het Nederlands wel gebruikt mag
worden, door de Engelsen niet vertaald.
Deze aantekeningen bieden achtergrond informatie bij het schema. Hopelijk
wordt het hierdoor (nog) duidelijker en behoren alle problemen die Nederlanders
hebben met de engelse tijden, werkwoorden en werkwoordsconstructies nu voor goed
tot het verleden.
TIJDSBEPALINGEN (adverbs of time)
In het Engels hangt de werkwoordsconstructie van een zin zeer nauw samen met
de tijd waarin deze zin staat. Met andere woorden: de werkwoorden in de zin
geven aan wanneer een handeling of gebeurtenis:
- plaats heeft (tegenwoordige tijden);
- plaats had (verleden tijden);
- plaats gehad heeft (voltooide tijden);
- plaats zal vinden (toekomstige tijden).
Om de juiste werkwoordsconstructie te gebruiken is het dus noodzakelijk te
weten wanneer de handeling/ gebeurtenis plaats vindt in de tijd.
Vaak wordt dat aangegeven door een tijdsbepaling in de zin. Voorbeelden van
tijdsbepalingen zijn:
- yesterday, last week, in 1988, before W.W.II, etc.
Deze geven aan dat engelse zin in de verleden tijd moet staan:
verleden tijd van hoofdwerkwoord (geen have/has).
- since ......, for ......
geven aan dat iets in het verleden begonnen is en nu nog steeds zo is.
Hier gebruikt men "have/has + voltooid deelwoord".
- now
geeft aan dat iets nu/op dit moment gaande is. De Engelsen gebruiken dan
een vorm van "bo be" +
werkwoord met ING erachter.
- tomorrow, next week, in a couple of hours, etc.
geven aan dat iets in de toekomst plaats vindt. Hier wordt dan ook de
toekomende tijd, vaak met
will/shall/'ll + werkwoord, gebruikt.
- Als er geen tijdsbepaling in de zin staat zal men uit de zin of uit de
omgeving van de zin, de
context, het "wanneer" van de zin op moeten maken. Voorbeeld:
"Look. Peter (to walk) there." Uit het woordje "Look"
kan opgemaakt worden dat Peter daar NU loopt. Het moet dus worden: Peter is
walking there.
HOOFD- EN HULPWERKWOORDEN (verbs and auxiliaries)
Het hoofdwerkwoord van een zin geef aan wat er gebeurt. Het geeft m.a.w.
de actie aan.
Het hulpwerkwoord of de hulpwerkwoorden geeft/geven, samen met de
tijdsbepaling en/of de context, aan wanneer de actie plaats vindt.
Voorbeeld: In "I have never been on holiday to Spain." is been het
hoofdwerkwoord (als voltooid deelwoord van "to be") en
"have" het hulpwerkwoord (als voltooid deelwoord van "to be")
en "have" het hulpwerkwoord. De werkwoordsconstructie "have
been" geeft aan dat iets vanaf een bepaald moment in het verleden tot nu
toe plaats gevonden heeft (of in dit geval juist niet, doordat er "never"
in de zin staan.)
Bij de continuous tenses en bij de lijdende vorm wordt een vorm van "to
be" als hulpwerkwoord gebruikt. Bij het vragend en ontkennend maken van
zinnen moet soms "to do" gebruikt worden. Voltooide tijden worden
gemaakt met "to have". Deze hulpwerkwoorden worden als volgt vervoegd:
Tegenwoordige verleden voltooid
tijd (o.t.t.) tijd (o.v.t.) deelwoord
be do have be do have
___________________________________________________________
I am do have was did had Voor alle
you are do have were did had personen:
he/she/it is does has was did had
we are do have were did had be : been
you are do have were did had do : done
they are do have were did had have: had
Hulpwerkwoorden staan in een normale, bevestigende, Engelse zin vlak voor het
hoofdwerkwoord, m.a.w. alle werkwoorden van het gezegde staan dan bij elkaar.
Slechts korte bijwoorden van onbepaalde tijd (zoals always, never, ever, usually,
often, already, also, e.d.) en "not", in een ontkenning, kunnen na het
eerste hulpwerkwoord komen.
De Continuous (-ing vorm)
Deze werkwoordconstructie met "to be + (werkwoord+ing)"
wordt in de samenvatting van de Engelse tijden alleen voor de present - en de
past continuous behandeld, omdat deze twee tijden het meest voorkomen. In
werkelijkheid kan de constructie in alle tijden voorkomen. Deze duurvorm of
progressive (allemaal kreten voor hetzelfde) wordt gebruikt als een handeling
(niet een toestand) aan de gang is en een bepaalde tijd, niet te lang en niet te
kort, duurt. Deze gelimiteerde tijdsduur speelt een belangrijke rol.
Samenvattend:
o.t.t. I am reading Ik zit te lezen.
o.v.t. I was reading Ik zat te lezen.
v.t.t. I have been reading Ik heb zitten lezen.
v.v.t. I had been reading Ik had zitten lezen.
o.t.t.t. I will/shall be reading Ik zal bezig zijn met lezen.
o.v.t.t. I would be reading Ik zou bezig zijn met lezen.
Deze vorm wordt echter niet gebruikt bij een gewoonte, een toestand
die blijvend is, iets dat altijd waar is, een feit en werkwoorden die een
functie van de geest uitdrukken (zoals: see, hear, feel, know, want, think,
remember, suppose, etc.).
VRAGEND MAKEN (interrogative)
Om een zin in de vragende vorm (= interrogative) te zetten hebben we de
hulpwerkwoorden nodig. Als de volgende regels in acht genomen worden kan het
nooit fout gaan.
1. Staat er hulpwerkwoord in de zin? Ja? Mooi! Het (eerste) hulpwerkwoord
voor het onderwerp zetten;
een vraagteken achter de zin en KLAAR.
2. Slechts in de "simple present" en de "simple past"
staat er geen hulpwerkwoord in de zin (bij andere
tijden wel!). Als er geen hulpwerkwoord in de zin staat, gebruiken we een
vorm van "to do" als hulpwerkwoord en zetten dit dus voor het
onderwerp.
"To do" neemt de tijd over van het hoofdwerkwoord in de
bevestigende zin:
bij he/she/it in de "simple present" (o.t.t.) DOES gebruiken.
bij de "past simple" (o.v.t.) DID gebruiken.
3. Aangezien "to do" (does/did) in de vragende zin de tijd van
de bevestigende zin overgenomen
heeft, komt het hoofdwerkwoord van de vragende zin nu in de
"gewone" vorm van de tegenwoordige tijd, m.a.w. als hele
werkwoord zonder "to" ervoor. Dus nu in de o.v.t. geen ed
meer achter het werkwoord en bij he/she/it in de o.t.t. geen (e)s
achter het werkwoord.
4. Nog even een vraagteken achter de zin en KLAAR.
ONTKENNEND MAKEN (negative)
Dit berust op hetzelfde principe als het vragend maken. De ontkennende vorm
(= negative) wordt dan ook verkregen door:
1. "not" achter het (eerste) hulpwerkwoord te zetten.
2. Als er geen hulpwerkwoord in de zin staat halen we er een vast
hulpwerkwoord bij: een vorm van, u
raadt het al, "to do" (do/does/did). Hier zetten we dan "not"
achter.
3. Het hoofdwerkwoord komt ook nu weer in de "gewone" vorm van
de tegenwoordige tijd, dus
ZONDER ED en (E)S.
LIJDENDE VORM (passive)
De lijdende vorm wordt in wetenschappelijke - en technische teksten, met name
in process beschrijvingen, vaak gebruikt. Hier is het namelijk niet zo
belangrijk is wie iets doet, maar wat er gebeurt of moet gebeuren.
Met andere woorden: het lijdend voorwerp (het process, de machine, het stuk
gereedschap) is belangrijker dan het onderwerp (de operator, de bankwerker, de
timmerman). In dit geval wordt dan vaak de lijdende vorm (passive) gebruikt. In
het nederlands gebruiken we een vorm van "worden" of van
"zijn" om een lijdende zin te maken. Voorbeeld:
Hij schildert de deur. (bedrijvend/aktief)
De deur wordt (door hem) geschilderd. (lijdend/passief)
In het engels gebruikt men:
to be + voltooid deelwoord
Hierbij neemt "to be" de tijd over van het hoofdwerkwoord uit de
aktieve zin en komt het hoofdwerkwoord uit de aktieve zin in de passieve zin
terug als voltooid deelwoord. Elke zin, in elke tijd, kan op deze manier in de
"passive" gezet worden, als er maar een (meewerkend/lijdend) voorwerp
in de aktieve zin staat. Samenvattend: