|
![]() |
Reminder:
see http://www.oocities.org/englishcourseweb Assignment 1.1: introduction Wat is het verschil
tussen:
1.1
Asking questions Als je
ergens informatie over wilt hebben, dan is vragen stellen wel een erg
belangrijke vaardigheid. Het is in het Engels ook niet zo moeilijk, als je maar
een paar dingen goed in gaten houdt:
Vragende
voornaamwoorden Je kunt
in het Engels de vraag beginnen met de zogenaamde Wh-words: Who/whose/whom What Which Where When Why Vreemd
genoeg behoort "How" ook tot dit rijtje van Wh-words. Where,
when, why en how leveren voor Nederlanders niet zoveel problemen op. We
concentreren ons dan ook op de eerste drie van het rijtje. who/whose/whom
.....? vraagt naar personen voorbeelden:
Whom
is een beetje oude vorm, die je echter nog weleens hoort/ziet (vooral in
formele, geschreven zinnen of situaties). Whom is dan het lijdend - of
meewerkend voorwerp van de zin. Tegenwoordig mag je daarvoor ook who gebruiken. what
......? vraagt naar
personen, dieren of zaken in het algemeen voorbeelden:
which
........? vraagt naar personen, dieren, zaken uit een kleiner
aantal. Voorbeelden:
Let dus
op dat je niet zomaar het Nederlandse wat
met what vertaalt en welke
met which. Deze laatste which geeft een keuze aan uit een
beperkt aantal. Where....?
vraagt naar waar?/op welke plaats?
Where are going to build the new paintshop? When
.....? vraagt naar wanneer/op welk ogenblik When
are they going to that seminar on AutoCad? Next week? Why
.......? vraagt naar waarom/de reden
Why do they need a new paintshop? New working conditions Act? How
: hoe/op welke manier.
How did you manage to get a second layer in that drawing? Tenslotte,
vertaal je het Nederlandse Wat voor met:
1.1.1
Vul één
(Wh-)woord in. ...................................
got the job at ACM? Robert or Mike? ...................................
of these two is better qualified? ....................................
did they ask during the interview? .....................................
did they ask for a second interview? .......................................
does he travel to work? By car or on foot? ......................................
do you think of your first day at work? .......................................
kind of person is Mr Regan? .........................................
responsibility is it? Kathleen's? ............................................
did he send his application form to? .......................................
company pays a higher salary, ACM
or ABD? 1.1.2.
In welke zinnen
van 3.2 kan je ook whom
gebruiken? Schrijf de nummers van de zinnen op. ............................................................................................................................... 1.1.3.
Vertaal Welke
auto's van ACM heb je gezien? ..................................................................................................................................... Waar is
hij naar aan het zoeken? .................................................................................................................................... Wat voor
soort auto is het? ..................................................................................................................................... Met wie
heb je gesproken bij het sollicitatie gesprek? ..................................................................................................................................... Welke
afdelingen ga je bezoeken? ....................................................................................................................................... "to
do" als extra hulpwerkwoord? Je hebt
in een vraagzin altijd een hulpwerkwoord of een vorm van "to be" voor
het onderwerp nodig. Als er in de gewone, bevestigende zin geen hulpwerkwoord
staat, moet je in de vragende zin een vorm van "to do" als (extra)
hulpwerkwoord gebruiken. "To
do" moet je in de goede tijd zetten (= vervoegen) en het hoofdwerkwoord
wordt dan altijd in de tegenwoordige tijd (de stam) gezet. Voorbeelden:
*Let op:
in de laatste vragende zin is Who het onderwerp; dan heb je geen extra
hulpwerkwoord nodig. Vergelijk : "Who saw Mike?" en "Who did Mike
see?" 1.1.4.
Explain the
difference between "Who saw Mike?" en "Who did Mike see?" .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. 1.1.5.
Use the sentences
and the Wh-words to produce questions. See example 1. Mike
applied for a job last month. (when) When
did Mike apply for a job? He likes
it very much so far. (how) ............................................................................................................................... He's
working for Production at the moment. (where) ............................................................................................................................. In a
couple of months he's going to work for Research and Development. (when) .............................................................................................................................. Mike has
old cars as a hobby. (what) ................................................................................................................................ Mr Regan
saw Mike this morning. (who) ................................................................................................................................. Mike had
a meeting with Mrs Harding. (who) .................................................................................................?
With Mrs Harding. 1.2. Schrijf hier in het Engels je
vragen over de presentaties over het Nederlandse onderwijs systeem. Self study and preparation
lesson 7
|
|