Wegwijs in methodescholen: Steinerpedagogie

Op 20 november 97 organiseerde de Ouderwerkgroep van Het Trappenhuis een info-avond door en voor de Gentse methodescholen. Hier en nu krijgt  De Steinerschool spreektijd om de fundamenten van hun pedagogie uiteen te zetten.

Beslist heeft een mens heel wat eigenschappen en kwaliteiten via overerving meegekregen. Ongetwijfeld wordt hij ook gevormd en gekneed door zijn omgeving, zijn opvoeding, zijn ervaringen en de cultuur in de ruimste zin van het woord. Toch zijn er drijfveren te bespeuren in het leven van een mens, bepaalde gevoeligheden of idealen die niet vanuit zijn erfelijkheid of vanuit de omgeving komen, maar blijkbaar in een diepere laag van de ziel wortelen. Een mens kan muzikaal zijn of bijzonder knap in de wiskunde; maar wat hij daar in zijn leven mee wil aanvangen, komt voort uit de kern van zijn persoonlijkheid.
De pedagogie van Rudolf Steiner wil deze strikt individuele menselijke wezenskern alle mogelijke kansen geven om zich te ontwikkelen. Daarom wordt in de Steinerschool de leerstof gezien als een middel om zichzelf en zijn eigen plaats in de wereld te ontdekken. Het is dan ook van het grootste belang dat de leerstof aanspreekt; dat ze niet alleen beschouwd wordt als examineerbare kennis, maar in de eerste plaats als ontwikkelingsstof.
Het bewustzijn van een kind is aanvankelijk nog zeer open en onbevangen. Het is erg gevoelig voor diepe waarheden en morele kwaliteiten; zich verbazend over het kleinste en gelovend in het grootste.
Langzamerhand ontdekt het kind echter zijn eigen kritische zin, zijn eigen vermogens om exact waar te nemen, de wereld te analyseren en te vatten in abstracte regels en wetten. Dat gaat gepaard met veel vreugde, want nieuwe vermogens worden geboren, nieuwe mogelijkheden ontwikkelen zich.
SpelDit proces, deze langzame evolutie vanuit een dromend, sprookjesachtig bewustzijn moet zorgvuldig en geduldig begeleid worden. Elke fase in de ontwikkeling moet de nodige voeding krijgen, want tijdens elke fase worden de kiemen gelegd voor bepaalde innerlijke kwaliteiten en vermogens die later pas tot ontplooiing zullen komen. Hoe meer het kind heeft kunnen spelen en experimenteren, hoe creatiever het later zal worden in zijn denken. Het ritmische gevoel dat in de kleutertijd wordt aangesproken via liedjes, versjes en spelletjes, weerspiegelt zich later in rekenvaardigheid. Luisteren naar sprookjes schept het vermogen om later een eigen moraliteit te ontwikkelen.
De verhaalstof, de geschiedenis, de natuurkennis en ook het leren van de regels van taal en rekenen, moeten zich aanpassen aan de zeer geleidelijke evolutie van het kinderlijk bewustzijn.
Opdat de leerstof werkelijk ontwikkelingsstof zou zijn, moet men er ook voor zorgen dat het kind alles wat de leerkracht in de klas vertelt niet alleen met het verstand opneemt. De kinderen moeten er plezier aan beleven, er moet enthousiasme ontstaan. Daarom moet men de plastische en muzische vakken niet alleen in aparte uurtjes onderwijzen, het hele leerproces moet doortrokken zijn van kunstzinnigheid. Letters worden geschilderd, tafels van vermenigvuldiging worden in canon gezongen en gedanst, dierkunde wordt geboetseerd, de plantkunde wordt eigenhandig geïllustreerd. Ouders, grootouders en kennissen mogen komen kijken naar een toneelopvoering van de tragische dood van Julius Caesar.
In de lagere school gaat het erom in de eerste plaats interesse te wekken; enthousiasme voor het zelf ontdekken en verkennen van die grote, boeiende wereld met al zijn verrassende, verbazingwekkende, vaak onthutsende hoekjes en kantjes!
 
Jenaplan Montessori De Oogappel De Buurt Freinet
Overzicht Artikels
Copyright © De Viervoeter                     maart 1998