Verbs (an alphabetic list)
When I studied Swedish I had a problem finding certain words in the dictionary.
Most of the time it turned out to be conjugated verbs !
So I made a list of the most common verbs in all their forms.
Press CTRL/F in your browser to find a word ;-))
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
ik jij/je/u hij/zij/ wij/jullie/ ik wij/jullie/
het zij zij
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
[to ..] present -> [verbs] past -> deelwoord (notes)
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
answer beantwoord beantwoordt beantwoordt beantwoorden beantwoordde beantwoordden beantwoord
ask vraag vraagt vraagt vragen vroeg vroegen gevraagd
bake, fry bak bakt bakt bakken bakte bakten gebakken
be ben bent is zijn was waren (zijn) geweest
be called heet heet heet heten heette heetten geheten
become word wordt wordt worden werd werden (zijn) geworden
boil kook kookt kookt koken kookte kookten gekookt
burn brand brandt brandt branden brandde brandden gebrand
buy koop koopt koopt kopen kocht kochten gekocht
can kan kan(kunt) kan kunnen kon konden gekund
come kom komt komt komen kwam kwamen (zijn) gekomen
cook kook kookt kookt koken kookte kookten gekookt (food)
decline bedank bedankt bedankt bedanken bedankte bedankten bedankt
discover ontdek ontdekt ontdekt ontdekken ontdekte ontdekten ontdekt
do doe doet doet doen deed deden gedaan
dress kleed kleedt kleedt kleden kleedde kleedden gekleed
drive rijd rijdt rijdt rijden reed reden gereden
get krijg krijgt krijgt krijgen kreeg kregen gekregen (receive)
give geef geeft geeft geven gaf gaven gegeven
go ga gaat gaat gaan ging gingen (zijn) gegaan
grow groei groeit groeit groeien groeide groeiden gegroeid
have heb hebt heeft hebben had hadden gehad
hit sla slaat slaat slaan sloeg sloegen geslagen
hug, cuddle knuffel knuffelt knuffelt knuffelen knuffelde knuffelden geknuffeld
hurry haast me haast je haast zich haasten ons haastte me haastten ons gehaast (reflexive)
know weet weet weet weten wist wisten geweten
kiss kus kust kust kussen kuste kusten gekust
lay leg legt legt leggen legde legden gelegd
learn leer leert leert leren leerde leerden geleerd
lie lig ligt ligt liggen lag lagen gelegen
listen luister luister luister luisteren luisterde luisterden geluisterd
live leef leeft leeft leven leefde leefden geleefd (being alive)
live woon woont woont wonen woonde woonden gewoond (reside)
mean beteken betekent betekent betekenen betekende betekenden betekend
must moet moet moet moeten moest moesten gemoeten
paint schilder schildert schildert schilderen schilderde schilderden geschilderd (a painting)
paint verf verft verft verven verfde verfden geverfd (a house)
pay betaal betaalt betaalt betalen betaalde betaalden betaald
promise beloof belooft belooft beloven beloofde beloofden beloofd
put leg legt legt leggen legde legden gelegd
read lees leest leest lezen las lazen gelezen
receive ontvang ontvangt ontvangt ontvangen ontving ontvingen ontvangen
remain blijf blijft blijft blijven bleef bleven gebleven
remember onthoud onthoudt onthoudt onthouden onthield onthielden onthouden
ride rijd rijdt rijdt rijden reed reden gereden
say, tell zeg zegt zegt zeggen zei zeiden gezegd
see zie ziet ziet zien zag zagen gezien
shake schud schudt schudt schudden schudde schudden geschud
shall zal zal(zult) zal zullen zou zouden -
shame schaam me schaamt je schaamt zich schamen ons schaamde me schaamden ons geschaamd (reflexive)
sit zit zit zit zitten zat zaten gezeten
speak spreek spreekt spreekt spreken sprak spraken gesproken
stand sta staat staat staan stond stonden gestaan
study studeer studeert studeert studeren studeerde studeerden gestudeerd
talk praat praat praat praten praatte praatten gepraat
teach leer leert leert leren leerde leerden geleerd
tell vertel vertelt vertelt vertellen vertelde vertelden verteld (a story)
thank dank dankt dankt danken dankte dankte gedankt
type typ typt typt typen typte typten getypt
understand begrijp begrijpt begrijpt begrijpen begreep begrepen begrepen
walk loop loopt loopt lopen liep liepen gelopen
want wil wilt wil willen wilde wilden gewild
whisper fluister fluistert fluistert fluisteren fluisterde fluisterden gefluisterd
work werk werkt werkt werken werkte werkten gewerkt
write schrijf schrijft schrijft schrijven schreef schreven geschreven
------------------------------------------------------------------------------------------------------------
MP3 sound sample, how to pronouns the verbs in that middle column :-)) ... (419 Kb)
|

WFH, July 23, 2002