Home

Leerplan

Thema 1 2A

Thema 1 2B

Thema 1 2D

Thema 1 2E

Thema 2 2B

Thema 2 2D

Thema 4 2A

Thema 4 2B

Thema 4 2D

Thema 4 2E

Thema 5 2A

Thema 5 2D

Thema 5 2E

Thema 6 2B

Thema 6 2D

Thema 7 2A

Thema 7 2B

Thema 7 2D

Thema 7 2E

Thema 8 2A

Thema 8 2D

Thema 8 2E

Thema 9 2A

Thema 9 2B

Thema 9 2E

Thema 10 2B

Hit Counter

Thema 1: 2B
Griet Aerts

Karen Vangeneugden

Patrick van Horne

2 ILLO B

Thema:

Wat maakt mij gelukkig? Wie wil ik worden?

 

 

Doelstellingen uit het leerplan:

 

Kinderen verzamelen bouwstenen waarmee mensen hun leven mooier en gelukkiger willen maken.

Dit houdt in dat ze:

kunnen verwoorden wat hen zelf gelukkig maakt;

kunnen nagaan wat mensen gelukkig maakt;

 

Kinderen stellen vragen bij de vele manieren waarop mensen – ook zijzelf – in hun leven geluk nastreven.

Dit houdt in dat ze:

zien wat mensen rondom hen doen om gelukkig te zijn;

onderscheid maken tussen louter ik-betrokken waarden en sociale waarden.

 

Kinderen zien dat christenen het geluk zoeken in Jezus’ visioen van het Rijk van God.

Dit houdt in dat ze:

luisteren naar het getuigenis van iemand die zich door God geroepen weet en op Hem vertrouwt.

 

Kinderen gaan op weg om stilaan zelf vorm te geven aan hun eigen leven met bouwstenen die ze als zinvol en waardevol ontdekken.

Dit houdt in dat ze:

zien dat hun eigen leven vorm krijgt in relatie en confrontatie met andere mensen.

 

 

Uitwerking

Mag ik zijn wie ik ben?

Vergeving en verzoening.

Wat maakt mij gelukkig? Wie wil ik worden?

 

 

 

 

 

Doelstellingen bij de 3 lessen.

 

Doelen bij de les ‘Mag ik zijn wie ik ben?’

C1 Kunnen verwoorden dat ze niet alleen een uiterlijk hebben maar ook een

innerlijk, karakter.

C2 Kunnen verwoorden dat ze allemaal verschillen van elkaar.

C3 Openlijk over hun karaktertrekken kunnen spreken.

C4 De karaktertrekken van hun medelln. kunnen bespreken.

D1 Het woord vragen alvorens te antwoorden.

D2 Enthousiast meewerken.

 

Doelen bij de les ‘Vergeving en verzoening.’

C1 Vragen over de inhoud van het verhaal kunnen beantwoorden.

D1 Aandachtig naar het verhaal luisteren.

 

Doelen bij de les ‘Wat maakt mij gelukkig ? Wie wil ik worden ?’

C1 Kunnen verwoorden, noteren of tekenen wat hen gelukkig maakt.

C2 Vragen over de medelln. kunnen beantwoorden.

 

Les 1 Mag ik zijn wie ik ben?

Lesfasen en lesinhoud (Wat)

Didactische werkvormen, klasschikking, groepering … (Hoe)

1. INTRODUCTIE

1.1. Spel: ‘Wie is het?’

 

 

 

 

Bij elke naam hoort een gezicht.

Je weet op het einde van het spel dat het bijvoorbeeld een jongen is met bruin haar, blauwe ogen, geen bril en dat deze jongen Bart heet.

 

2. KERN

2.1. Een eigen karakter

Je hebt niet alleen je buitenkant: kleur haar, kleur ogen, …

Je verschilt hierdoor al van elkaar, maar je hebt ook nog een karakter wat bepaalt dat je anders bant.

 

 

 

 

 

 

 

Kringgesprek: "Een ander weet nooit helemaal hoe je bent!"

 

2.2. Een ander zijn / haar karakter

 

 

 

2.3. Verwerking

Hoe goed ken je elkaar en jezelf van binnen?

 

 

3. SLOT

- Wat vond je van de les?

- Wat heb je geleerd?

 

 

Klassikale opdracht

Een ll. komt naar voor, schrijft een naam op de achterkant van het bord. Een andere ll. komt naar voor en moet de naam raden d.m.v. ja/neen – vragen.

Is het een meisje? Neen à alle meisjes gaan zitten. enz.

De rest van de klas staat recht.

De ll. heeft de andere ll. nu in feite beschreven a.d.h.v. de vragen en antwoorden.

 

 

 

Verbaal aanbieden

 

 

 

 

Klassikale opdracht

De lln. gaan in een kring zitten en hebben een pen bij zich.

Individuele opdracht

De lln. schrijven elk zo nauwkeurig mogelijk een karaktereigenschap van hem / haar op een kaartje.

Al de kaartjes worden in een doos gedaan. Vervolgens wordt er een kaartje uit de doos getrokken en wordt er nagegaan van wie het desbetreffende kaartje is. Dit wordt heel even besproken.

 

Individuele opdracht

Een lln. draait tot de wijzer op een naam komt en moet dan iets goeds over die ll. zeggen. De ll. in kwestie zegt of het correct is of niet.

Klassikale opdracht

Elke ll. krijgt een kaartje en schrijft daar 5 à 6 karaktertrekken van zichzelf op. Een andere ll. wordt aangeduid om karaktertrekken van een andere ll. op te sommen. D.m.v. de kaartjes wordt nagegaan hoe goed men elkaar kent.

Klasgesprek

De lkr. evalueert samen met de lln. de les.

 

Les 2. Vergeving en verzoening (het desbetreffende verhaal zit nog in de stagemap)

Lesfasen en lesinhoud (Wat)

Didactische werkvormen, klasschikking, groepering … (Hoe)

4. INTRODUCTIE

4.1. Stelling

IEDEREEN VERDIENT EEN TWEEDE KANS

 

 

 

 

4.2. Bespreking

 

De antwoorden zijn afhankelijk van wat er op het bord staat.

 

 

 

5. KERN

5.1. Het verhaal voorlezen

Zie het verhaal over Ine, Peter en Sofie.

 

5.2. Eerste indrukken

 

 

 

 

5.3. Navertellen

 

- Het verhaal gaat over Ine, Peter en Sofie.

- Het verhaal speelt zich niet zover van hier af.

- Het verhaal speelt zich gedeeltelijk in het het nabije verleden af en gedeeltelijk in het NU.

- Ine groeit op in fijn gezin met 5 broers en zussen. Ze wil er blijven wonen, maar komt Peter tegen. Ze worden verliefd op elkaar en na hun studies trouwen ze. Peter is dan bankbediende en Ine godsdienstjuf. Al snel krijgen ze een kindje, Sofie. Ze genieten daar zichtbaar van. Dan gebeurt het verschrikkelijke: Peter verongelukt. Ine gelooft vanaf dat moment niet meer in God, totdat ze een kaart krijgt van mensen die van haar houden. Vanaf dan weet ze het: God bestaat en hun Sofie is haar God …

5.4. Synthese

 

 

- Ze voelde zich dolgelukkig, haar leven leek niet meer stuk te kunnen.

- Ze vroeg zich af waarom ze geloofd had, waarom God haar nu strafte …

- Door de kaart van haar familie en Sofie.

- Onze Sofie: ze is geboren uit de liefde van Ine en Peter.

Mijn God: ze maakt mij gelukkig, geeft me weer zin om te leven.

 

6. SLOT

 

Klassikale opdracht

De lkr. houdt een discussie met de lln. zonder te praten: er staat een stelling op het bord en de lln. en de lkr. mogen op deze stelling reageren, maar dit gaat enkel via het bord. Een ll. komt naar voor en schrijft erbij waar hij / zij aan denkt bij de stelling.

De lln. mogen ook op elkanders gedachten reageren. Er mogen telkens max. 4 lln. aan het bord.

Klasgesprek

De lkr. houdt een kort gesprek met de lln. i.v.m. hetgeen op het bord genoteerd staat:

- Wat staat er zoal op het bord?

- Wie wil er wat over vertellen?

- Waar ben je het niet mee eens?

- …

 

Voorlezen

De lkr. leest het verhaal voor.

 

Klasgesprek

De lkr. houdt een kort gesprek n.a.v. het verhaal.

- Wat vond je van het verhaal?

- Wat was er (niet) mooi aan?

- Wat was (niet) boeiend?

Klassikale opdracht

De lkr. bouwt het verhaal samen met de lln. terug op a.d.h.v. vragen:

- Over wie gaat het?

- Waar speelt het verhaal zich af?

- Wanneer speelt het verhaal zich af?

- Wat gebeurt er zoal?

 

 

 

 

 

 

 

 

Klasgesprek

De lkr. stelt een aantal diepere vragen over het verhaal me tals doel te kijken wat de stelling van de introductie met dit verhaal te maken heeft.

- Hoe voelde Ine zich bij Peter en Sofie?

- Wat dacht Ine toen Peter het ongeluk kreeg?

- Waardoor veranderde die gedachte?

- Wat zou Ine bedoelen met : "Onze Sofie is mijn God?"

 

 

 

 

 

 

 

3. Wat maakt mij gelukkig? Wie wil ik worden?

Lesfasen en lesinhoud (Wat)

Didactische werkvormen, klasschikking, groepering … (Hoe)

1. INTRODUCTIE: liedje

 

 

2. KERN

2.1. Wat maakt mij nu echt gelukkig?

 

 

 

 

 

 

2.2. Teletijdmachine

2.2.1. Einde van het schooljaar

- Wat vind je dan fijn?

- Wat ga je doen als dit schooljaar om is?

2.2.2. Het jaar 2020

- Hoe oud ben je dan?

- Wat doe je in het dagelijks leven?

- Welk beroep heb je?

- Ben je getrouwd?

- Wat maakt je gelukkig?

- Zijn er veel verschillen met 20 jaar geleden?

- Wat zou je willen veranderen?

2.3. Quiz

 

3. SLOT

Wat vond je van de les?

Klassikale opdracht

De lkr. laat het liedje van Alfred Jodokus Kwak horen.

De lln. luisteren.

 

Individuele opdracht

De lln. tekenen of schrijven op waar ze gelukkig van worden, wat hun blij maakt. Wat doen ze graag? Wat zijn hun hobby’s?

Enkele lln. vertellen hierover vooraan in de klas.

De anderen luisteren en mogen eventueel reageren.

- Waarom wordt je hier gelukkig van?

- Wat voel je dan?

 

Klassikale opdracht

De lkr. vraagt de lln. even te denken aan het einde van het schooljaar.

Individuele opdracht

De lln. bedenken een antwoord op de vragen en schrijven ze in het kort op een kladblaadje.

 

Klassikale opdracht

De antwoorden worden besproken. Als een ll. aan het woord is geweest reageren de anderen hierop.

 

 

 

 

 

Klassikale opdracht

De klas wordt in twee ploegen gesplitst. Elke ploeg gaat zelf een quizfiche maken. Op de fiches komen vragen te staan over de lln. van de andere ploeg. Deze lln. moeten dan te weten komen over wie het gaat.

Klassikale opdracht

De lkr. evalueert samen met de lln. de les.