Home

Leerplan

Thema 1 2A

Thema 1 2B

Thema 1 2D

Thema 1 2E

Thema 2 2B

Thema 2 2D

Thema 4 2A

Thema 4 2B

Thema 4 2D

Thema 4 2E

Thema 5 2A

Thema 5 2D

Thema 5 2E

Thema 6 2B

Thema 6 2D

Thema 7 2A

Thema 7 2B

Thema 7 2D

Thema 7 2E

Thema 8 2A

Thema 8 2D

Thema 8 2E

Thema 9 2A

Thema 9 2B

Thema 9 2E

Thema 10 2B

Hit Counter

Thema 4 2E

2 ILLO E

auteurs: Heidi Bossers, Coolen Veerle, Vranken Ellen, Martens Ann

Doel : Waarden van een vriendschapsrelatie.

Les 1 : Verkennen en aanknopen.

Doelen

De lln kunnen kenmerken van vriendschap uit een gegeven tekst halen.

De lln kunnen verwoorden wat zij belangrijk vinden aan een vriendschapsrelatie.

De lln kunnen stellingen noteren in verband met vriendschap.

De lln kunnen stellingen in verband met vriendschap beoordelen.

De lln kunnen naar elkaar luisteren.

De lln kunnen in groep samenwerken.

Materiaal

Gedicht

Opstellen en vragenlijsten

Vriendschapsboom

Groen papier

Naaldjes

Klasdagboek (atoma)

Lesverloop

Inleiding

Sfeerschepping.

Lkr. leest een gedicht in verband met vriendschap voor.

Lkr. stelt er enkele vraagjes over.

Waar gaat het gedicht over?

Wat leer je eruit?

2. Kern

2.1. Verhalen lezen en bespreken.

De lln worden in groepjes van vier lln verdeeld.

Elk groepje krijgt de twee opstellen in verband met vriendschap en ook een vragenlijst over deze opstellen.

Elke ll. leest de twee opstellen. De vraagjes worden in groep opgelost. In elke groep is er een gespreksleider en een notulist aangeduid door de lkr.

2.2. Bespreken van de groepswerken.

De antwoorden van de verschillende groepen worden vergeleken. De groepen stellen hun antwoorden voor. Specifieke verschillen krijgen extra aandacht.

2.3. Wat denken we over vriendschap?

De lln verwoorden wat vriendschap voor hun betekent. Ze proberen een definitie te fomuleren.

Wat is er belangrijk in een vriendschapsrelatie?

Wat betekent vriendschap voor jou?

 

3. Slot

3.1. De vriendschapsboom.

In de vriendschapsboom worden verschillende bladeren gehangen waarop

stellingen in verband met vriendschap geschreven staan .

De lkr. hangt de eerste blaadjes in de boom als voorbeeld.

Een vriend is iemand die je helpt als je in moeilijkheden zit.

Een vriend is iemand die je kunt vertrouwen.

Een vriend is iemand bij wie je je thuis voelt.

Een vriend is iemand die je aanvaardt met al je gebreken.

3.2. De vriendschapsboom vullen.

De lln vormen zelf enkele stellingen om in de boom te hangen.

De lln krijgen groen papier om zelf bladeren uit te knippen en hierop zelf enkele stellingen te noteren. De lln hangen hun bladeren in de boom.

3.2. Het klasdagboek.

In de klas is er een dagboek aanwezig waarin de lln hun eigen ervaringen in verband met vriendschap mogen noteren.

De lkr. stelt het idee van het klasdagboek voor. De lln mogen een blad uit het schrift nemen om hun verhaal op te schrijven

Opstel van Bart

Mijn beste vriend heet Karel, een klasgenoot van mijn broer. Hij is twaalf, ik ben tien. We leerden elkaar kennen toen ik acht was. Toen hij in het begin bij mijn broer kwam, kon ik niet goed met hem overweg. Ik vond hem hard en toch was er iets in hem dat me aantrok. Op een dag vertelde ik hem dat er in mijn klas een pestkop zat. "Laat je tanden zien, laat je niet als pispaaltje gebruiken", zei Karel. Dat deed ik. Toen de pestkop ons weer eens aan ‘t plagen was, zei ik wat ik over hem dacht. "Je hebt een grote mond, maar in je hart ben je maar een klein mannetje", zei ik. Zijn gezag was gebroken, iemand had hem weerstand geboden. Andere klasgenoten volgden mijn voorbeeld.

Die goede raad was het begin van onze vriendschap. "Die Karel moet ik als vriend hebben." dacht ik. Ik zette de eerste stappen. Als ik niets gezegd had, kon hij toch niet weten dat ik vriendschap met hem wilde sluiten.

Nu kunnen we heel goed met elkaar opschieten. Hij oefent soms kritiek op mij uit en ik op hem. Iedereen heeft gebreken en goede vrienden moeten elkaars fouten verbeteren. Over een aantal zaken denken we verschillend, over voetbal bijvoorbeeld. Soms discussiλren we heftig over wie nu kampioen zal worden. Toch maken we geen ruzie. Karel heeft het altijd heel druk, ik ben eerder rustig en toch kunnen we heel goed met elkaar opschieten. We hebben veel steun aan elkaar. Hij is heel goed voor geschiedenis en ik voor rekenen. We helpen elkaar vaak voor die vakken. Ik kijk nogal veel naar de televisie. "Te veel", zegt Karel. "Je zou beter geschiedenis studeren in plaats van naar onnozele televisieprogramma’s te kijken", moppert hij.

Met hem praat ik veel gemakkelijker over mijn problemen dan met mijn broer. We vertellen elkaar alles, zodat we alles van elkaar weten. Hij heeft geen geheimen voor mij en ik durf de mijne aan hem toevertrouwen. Ik weet dat hij ze zeker aan niemand zal vertellen. Dat kun je niet van iedereen zeggen. Sommige jongens of meisjes verklappen een geheim om in de belangstelling te komen of om op te scheppen. Het is zeker niet gemakkelijk om een geheim te bewaren. Weet je wat Karel en ik doen als we een geheim vertellen? We doen zoals de indianen: we nemen een spade, gaan de tuin in, maken een gat in de grond en vertrouwen het geheim aan de aarde toe. Die zal het nooit verklappen!

Opstel van Mieke

Ik werd in het derde leerjaar met Betty bevriend. We zitten nu in het vijfde leerjaar. We zijn al drie jaar dikke vriendinnen. Vorig jaar lag ik twee weken in het ziekenhuis. Betty kwam me toen elke dag bezoeken.

Nu denk ik dat onze vriendschap aan ‘t verwateren is. De laatste tijd zie ik haar heel dikwijls in de buurt van twee andere meisjes van onze klas. Ik denk dat ze met die twee meisjes beter bevriend geworden is en dat ze mij begint te vergeten. Daar zal ze spijt van krijgen want die twee meisjes blijven toch steeds bij elkaar. Als je met drie vriendinnen bent, kan het toch nooit goed gaan. Gisteren vertelde ik haar wat me op het hart ligt. "Wat krijgen we nu", zei ze. "Doe toch niet zo stom. Ten eerste laat ik onze vriendschap niet verwateren en laat ik jou niet in de steek. Stel ik je teleur door met die andere meisjes op te schieten? Echte vriendschap is bestand tegen teleurstellingen en eist wederzijds vertrouwen. Ten tweede ben jij mijn beste vriendin en mag je me niet van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat voor jou alleen opeisen. Ik heb behoefte aan contact met andere mensen. Om misverstanden te vermeiden had ik je dat moeten zeggen. Weet je nog dat onze meester vorig jaar zei dat je bevriend moet zijn met tien mensen. Als je niet graag hebt dat ik met anderen praat, zal je geen enkele vriendin meer hebben."

Dat was wat Betty me antwoordde. En ze heeft gelijk. Ik ben te veeleisend. Ik moet leren inzien dat vriendinnen niet elk moment voor elkaar kunnen klaarstaan. Ik wil met Betty bevriend blijven, deze vriendschap is me heel kostbaar. Ik moet dus water bij de wijn doen. Het is niet gemakkelijk om echte vrienden te vinden. Men zegt zelfs: "Vrienden vind je niet, die moet je maken."

Ik ben het niet eens met een meisje uit mijn klas die beweert geen vrienden nodig te hebben. Ik

denk dat een mens niet kan leven zonder vrienden of vriendinnen.

 

 

Los de vragen met behulp van de tekst op.

Welke kenmerken in verband met vriendschap vinden jullie terug in het opstel van Bart?

.....................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................

………………………….................................................................................................................

Welke kenmerken in verband met vriendschap vinden jullie terug in het opstel van Mieke?

.....................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................

………………………….................................................................................................................

Zijn jullie het eens met Bart als hij schrijft dat vrienden het soms oneens kunnen zijn over iets? Waarom wel of waarom niet?

.....................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................

………………………….................................................................................................................

Bart en Karel vertrouwen hun geheimen aan de aarde toe. Hebben jij en je vriend ook zo’n

gekke als Bart en Karel?

.....................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................

.................................................................................................................

Zijn jullie het eens met Mieke als ze schrijft dat je nooit met drie goede vriendinnen kan samen blijven? Waarom wel of waarom niet?

.....................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................

………………………….................................................................................................................

Een klasgenoot van Mieke beweert dat ze geen vrienden nodig heeft.

Kan het dat je geen vrienden nodig hebt? Waarom wel of waarom niet?

.....................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................

………………………….................................................................................................................

Vrienden vind je niet, vrienden moet je maken.

Zijn jullie het hiermee eens? Waarom wel of waarom niet?

..................................................................................................................................................... ..................................................................................................................................................... ..................................................................................................................................................... ………………………….................................................................................................................

Les 2 : Verdiepen en confronteren.

Doelen

De lln kunnen verwoorden wat zij van een vriend verwachten.

De lln kunnen verwoorden hoe zij verlangen dat hun vriend is.

De lln kunnen verwoorden wat vriendschap betekent.

De lln kunnen hun mening uiten.

De lln kunnen naar elkaar luisteren.

Materiaal

Vriendschapsboom

Woordkaartjes

Klasdagboek

 

Lesverloop

1. Inleiding

1.1. Sfeerschepping.

Er wordt een klasgesprek gehouden aan de hand van de stellingen uit de vriendschapsboom. Een ll. komt naar voor en leest een stelling uit de vriendschapsboom, de ll. legt uit waarom hij het eens of niet eens is met deze stelling.

De andere lln uit de klas mogen hun hand opsteken als zij het eens zijn met de voorgelezen stelling

 

2. Kern

Wat verwacht jij van een vriend?

De lln verwoorden wat zij van hun vriend verwachten. Waarom verwachten zij dat?

We gaan in een grote kring zitten.

De lkr. laat woordkaartjes rondgaan waarop eisen staan in verband met vriendschap, bv. sportief, avontuurlijk, vrolijk, rijk, mooi, betrouwbaar, eerlijk … Alle lln hebben de woorden reeds gelezen voordat de woordkaartjes in het midden van de kring worden gelegd.

Elke ll. mag nu om de beurt een woordkaartje uit de kring nemen. De ll. verwoordt waarom hij een vriend wil die aan deze eis voldoet of waarom het juist niet belangrijk is dat een vriend aan die eis voldoet. We kijken wat de andere lln van de eis vinden.

De lln mogen hierbij ook hun eigen ervaringen vertellen.

 

 

Jouw eisen.

De lln noteren aan welke eisen een goede vriend voor hun moet voldoen.

Ze noteren ook wat vriendschap voor hun betekent.

De lln vullen het invulblad in.

 

3. Slot

3.1. De vriendschapsboom en het dagboek aanvullen.

Er worden weer stellingen aan de boom toegevoegd en ook het dagboek kan aangevuld worden.

 

 

Vriendschap

Iedereen heeft goede en minder goede vrienden. Niet iedereen kan je beste vriend zijn.

Wat verwacht je van iemand die een goede vriend van je is?

............................................................................................................................................................................................................................………………………..............

........................................................................................................................................................................................................................................………………………..

....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................………………………………………………................................................................ ….......................................................................................................................................................................................................……………………....................................

 

 

Er zijn personen die zeker je vriend niet kunnen zijn.

Wat doet zo’n persoon fout?

...........................................................................................................................................................................................................………………………...............................

......................................................................................................................................................................................................................................………………………....

...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................……………………………………………….................... ........................................................................................................................................................................................................................................………………………..

 

 

Wat is vriendschap voor jou?

.......................................................................................................................................................................................................................................………………………...

..................................................................................………………………........................................................................................................................................................

.............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................……………………………………………….......................

 

 

 

 

Les 3 : Verwerken en integreren.

Doelen

De lln kunnen kenmerken van vriendschap uit een gegeven tekst halen.

De lln kunnen verwoorden wat zij belangrijk vinden aan een vriendschapsrelatie.

De lln kunnen stellingen noteren in verband met vriendschap.

De lln kunnen stellingen in verband met vriendschap beoordelen.

De lln kunnen naar elkaar luisteren.

De lln kunnen in groep samenwerken.

 

Materiaal

2 ganzenborden

pionnen en dobbelstenen

2 opdrachtenbladen

materiaal voor de opdrachten

 

Lesverloop

1. Inleiding

1.1. Uitleg ganzenbord.

De klas wordt in twee groepen verdeeld, groepen van ongeveer tien lln.

Elke groep speelt afzonderlijk het ganzenbordspel. In elke groep worden koppels gevormd die samen spelen. Er zijn twee spelleiders, zij lezen de regels nog eens voor en delen de opdrachten uit. Op het ganzenbord zijn er rode vakjes aangeduid, als iemand op zo’n vakje komt, moet hij een opdracht oplossen. In elk rood vakje staat een nummer zodat jde spelleider weet welke opdracht bij het vakje hoort.

Ieder koppel gooit om de beurt met de dobbelsteen, het koppel dat het hoogste gooit, mag beginnen. We spelen met de wijzers van de klok mee. Indien iemand op een vakje met een opdracht komt, moet hij deze opdracht uitvoeren voordat het volgende koppel aan de beurt komt. Alle lln volgen de opdracht. Als de opdracht niet goed vervuld wordt, moet men vier plaatsen terug.

Het koppel dat het eerst aan het einde van het ganzenbord staat, is gewonnen

 

2. Kern

Spelen van het spel.

De lln voeren opdrachten uit in verband met vriendschap. Dit zijn zowel doe- als gespreksopdrachten.

De lln proberen de opdrachten tot een goed einde te brengen.

Slot

Evaluatie van het thema.

Er wordt een klasgesprek gehouden, de lln vertellen wat zij van het thema vriendschap vonden.

Wat vonden jullie van het thema ‘vriendschap’?

Heb je er wat van geleerd?

De vriendschapsboom en het dagboek aanvullen.

De lln mogen de laatste keer bladeren aan de vriendschapsboom hangen of wat in het dagboek schrijven.

Het vriendschapsspel

De spelregels :

Het spel is een soort ganzenbordspel. Elk groepje gooit om de beurt met de dobbelsteen en gaat het aantal ogen dat de dobbelsteen aangeeft vooruit.

Voordat je begint gooit elk groepje een keer met de dobbelsteen, het groepje dat het hoogst gooit mag beginnen. We spelen met de wijzers van de klok mee.

Indien je op een rood vakje komt moet je een opdracht uitvoeren. Dan kijkt de spelleider in de lijst met de opdrachten naar opdracht die overeen komt met het vakje waar je op staat. Je voert de opdracht uit en indien je dit niet goed doet, moet je twee plaatsen achteruit.

Het groepje dat het eerst op het eindpunt staat, is de winnaar.

Veel plezier en speel eerlijk!

 

De opdrachten :

opdracht 1: Je beste vriend of vriendin ligt in het ziekenhuis. Wat kan je doen om hem of haar te helpen?

De twee spelers proberen elk een manier te verzinnen.

opdracht 2: Gooi een keer met de grote dobbelsteen en kijk welk gevoelsteken er bovenaan ligt. Heb jij je tegenover een vriend of vriendin al eens zo gevoeld?

Vertel elk eens wat er gebeurde en wat je eraan deed.

De twee spelers geven elk ιιn voorbeeld.

opdracht 3: Heb je een goede vriend of vriendin in de klas? Schrijf een zin naar je vriend of vriendin om hem of haar voor iets te bedanken. Je mag het onmiddellijk geven.

De twee spelers maken elk een zin.

opdracht 4: ‘Vrienden vind je niet, vrienden moet je maken.’

Wat vindt het groepje ervan? Is de stelling juist of fout?

Waarom denken jullie dat?

Probeer overeen te komen of overtuig elkaar.

opdracht 5: Los samen een raadsel op. Neem het mapje met de paarse stukjes en maak een vierkant, je moet alle stukjes gebruiken. Probeer goed samen te werken, op deze manier vinden jullie zeker de uitkomst.

Om het raadsel op te lossen krijgen jullie twee ronden de tijd. Alle ander groepjes moeten dus twee maal aan de beurt geweest zijn en jullie zelf komen ook nog ιιn maal aan de beurt voordat jullie de oplossing moeten geven.

opdracht 6: Gooi een keer met de grote dobbelsteen en kijk welk gevoelsteken er bovenaan ligt. Heb jij je tegenover een vriend of vriendin al eens zo gevoeld?

Vertel elk eens wat er gebeurde en wat je eraan deed.

De twee spelers geven elk ιιn voorbeeld.

opdracht 7: Je beste vriend moet verhuizen. Wat ga jij nu doen? Blijven jullie met elkaar in contact of zoek je gewoon een andere vriend? Kan je goed bevriend blijven als je je vriend niet meer zo vaak kan zien? De twee spelers proberen het erover eens te worden.

opdracht 8: Jullie hebben geluk! Je mag zonder een opdracht uit te voeren vijf stappen verder.

opdracht 9: Probeer het touw los te maken.

Om het raadsel op te lossen krijgen jullie twee ronden de tijd. Alle ander groepjes moeten dus twee maal aan de beurt geweest zijn en jullie zelf komen ook nog ιιn maal aan de beurt voordat jullie de oplossing moeten geven.

Vraag extra uitleg bij deze opdracht.

opdracht 10: Geef twee goede eigenschappen van je medespeler.

De twee spelers doen dit voor elkaar.

opdracht 11: Heb je een goede vriend of vriendin in de klas? Schrijf een zin naar je vriend of vriendin om hem of haar voor iets te bedanken. Je mag het onmiddellijk geven.

De twee spelers maken elk een zin.

opdracht 12: Gooi een keer met de grote dobbelsteen en kijk wel gevoelsteken er bovenaan ligt. Heb jij je tegenover een vriend of vriendin al eens zo gevoeld?

Vertel elk eens wat er gebeurde en wat je eraan deed.

De twee spelers geven elk ιιn voorbeeld.

opdracht 13: Gooi een keer met de grote dobbelsteen en kijk welk gevoelsteken er bovenaan ligt. Heb jij je tegenover een vriend of vriendin al eens zo gevoeld?

Vertel elk eens wat er gebeurde en wat je eraan deed.

De twee spelers geven elk ιιn voorbeeld.

opdracht 14: Geef drie goede eigenschappen van je vriend of vriendin.

De twee spelers geven elk drie eigenschappen.

opdracht 15: Los samen een raadsel op.

Je hebt een ronde taart en je moet deze taart in acht stukken verdelen, je mag maar drie keer snijden. Neem een blad en een pen om het te proberen.

Probeer goed samen te werken, op deze manier vinden jullie zeker de uitkomst.

Om het raadsel op te lossen krijgen jullie twee ronden de tijd. Alle ander groepjes moeten dus twee maal aan de beurt geweest zijn en jullie zelf komen ook nog ιιn maal aan de beurt voordat jullie de oplossing moeten geven.

opdracht 16: Wanneer deed jij een goede daad voor je vriend of vriendin? Wat deed je voor hem of haar?

De twee spelers geven elk een voorbeeld.

 

 

opdracht 17: Het belangrijk dat je vriend veel geld heeft en er mooi uitziet. Ben je het ermee eens of niet? Waarom?

De twee spelers proberen het erover eens te worden.

opdracht 18: Gooi een keer met de grote dobbelsteen en kijk welk gevoelsteken er bovenaan ligt. Heb jij je tegenover een vriend of vriendin al eens zo gevoeld?

Vertel elk eens wat er gebeurde en wat je eraan deed.

De twee spelers geven elk ιιn voorbeeld.